Grond voor toewijzing van wrakingsverzoek.
Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de volgende gronden.
Volgens verzoeker ging de kantonrechter gehaast te werk tijdens de zitting. Hij gaf partijen niet of onvoldoende de gelegenheid om hun kant van de zaak te belichten. De door verzoeker gevorderde wedertewerkstelling is niet aan bod gekomen tijdens de mondelinge behandeling. Terwijl partijen op de gang onderhandelden over een minnelijke regeling, kwam de kantonrechter hen meedelen dat het niet te lang moest duren, omdat hij daar geen tijd voor had. Volgens verzoeker heeft de kantonrechter door één en ander de indruk gewekt dat hij al voor aanvang van de mondeling behandeling had besloten dat de arbeidsovereenkomst ontbonden zou worden en is aldus sprake van vooringenomenheid van de kantonrechter.
Bij de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker een aanvullende wrakingsgrond geformuleerd. Volgens verzoeker doet de suggestie van de kantonrechter in zijn reactie dat verzoeker geluidsopnames heeft gemaakt van de mondelinge behandeling en deze geluidsopname heeft laten doorlopen tijdens de schorsing van de zitting, blijken dat de kantonrechter niet (langer) onbevooroordeeld over het ontbindingsverzoek en de vordering tot wedertewerkstelling kan oordelen.
Het standpunt van de kantonrechter
De kantonrechter heeft aangevoerd dat hij het zwaartepunt van de mondelinge behandeling heeft gelegd bij het ontbindingsverzoek. Hij heeft de behandeling toegespitst op de door hem relevant geachte punten. Volgens de kantonrechter heeft hij de gemachtigde van verzoeker kritische vragen gesteld en heeft hij zich uitgelaten over de waardering van door belanghebbende in het geding gebrachte schriftelijke getuigenverklaringen.
De kantonrechter voert aan dat, nadat het gangoverleg tussen partijen niet tot overeenstemming leidde, hij met instemming van partijen zijn voorlopig oordeel over de zaken heeft gegeven. Nu ook zijn voorlopig oordeel niet leidde tot overeenstemming tussen partijen, heeft de kantonrechter meegedeeld een vonnis en een beschikking te zullen wijzen.
De kantonrechter heeft meegedeeld dat de feitelijke stellingen in het wrakingsverzoek zodanig specifiek en gedetailleerd zijn, dat bij hem het vermoeden is ontstaan dat er geluidsopnames zijn gemaakt van de zitting zonder dat daarvoor toestemming is gevraagd of gegeven. Volgens de kantonrechter is de geluidsopname wellicht voortgegaan tijdens de schorsingen, waardoor verzoeker kennis kan hebben genomen van wat in raadkamer is besproken met betrekking tot de zaken. Volgens de kantonrechter zou dit het wrakingsverzoek kunnen verklaren en in een ander licht plaatsen.
Naar aanleiding van de aanvullende wrakingsgrond voert de kantonrechter aan dat de omstandigheid dat hij zich gebogen heeft over een mogelijke verklaring voor het initiële wrakingsverzoek en daarbij niets anders kon bedenken dan dat wellicht iemand kennis heeft kunnen nemen van de gesprekken tussen hem en de griffier tijdens de schorsing, niet meebrengt dat sprake is van vooringenomenheid.
Beoordeling door de wrakingskamer
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de kantonrechter door te suggereren dat verzoeker tijdens de gevoegde mondelinge behandeling en tijdens de schorsing van die zitting geluidsopnames heeft gemaakt in de zittingzaal de indruk kunnen wekken dat de kantonrechter twijfels heeft aan de integriteit van verzoeker. Denkbaar is dat in de beleving van verzoeker een negatieve inschatting van zijn integriteit een voor hem ongunstige rol zou kunnen gaan spelen in de beoordeling van het geschil door inkleuring daarvan op een wijze die zich niet met de geboden onpartijdigheid verhoudt.
Naar het oordeel van de wrakingskamer levert de suggestie van de kantonrechter dat verzoeker geluidsopnames heeft gemaakt tijdens de zitting en tijdens de schorsingen dan ook voldoende grond op voor de stelling dat de vrees van verzoeker dat de kantonrechter jegens hem een vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal reeds op die grond worden toegewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2014:4335