Waterschade aan woning
Kees is eigenaar van een woning. In 2006 emigreert hij naar de Verenigde Staten. Zijn woning staat sindsdien te koop. Voor zijn vertrek naar de Verenigde Staten draait
Kees de hoofdkraan van de waterleiding dicht. Ter voorkoming van stankoverlast, sluit Kees het doucheputje in de badkamer op de eerste verdieping af door middel van een stop. Hijgeeft de
sleutel van de woning in bewaring bij een makelaar, zodat deze de woning met potentiële kopers kan bezichtigen. Daarnaast doet een kennis eens in de twee of drie maanden een vluchtige visuele
inspectie in de woning, om te zien of alles daar in orde is.
In oktober 2008 geeft Kees vanuit de Verenigde Staten opdracht de woning van binnen en van buiten schoon te maken. Maria heeft hiertoe de sleutel van de
woning gekregen. Voor aanvang van de schoonmaakwerkzaamheden draait Maria de hoofdkraan open. Na afronding van de schoonmaakwerkzaamheden geeft Maria de sleutel van de woning weer aan de makelaar
terug.
Op 3 februari 2010 hoort een passant water lopen in de woning en stelt hiervan de makelaar op de hoogte. Vervolgens constateert de makelaar dat er een grote
hoeveelheid water in de woning staat. Het water stroomt uit een door vorst beschadigde douchemengkraan in de badkamer op de eerste verdieping. Een enorme hoeveelheid water – ruim 800.000
liter, wat neerkomt op zeven zeecontainers – is de woning ingestroomd, met grote schade als gevolg.
Volgens Kees heeft Maria na afloop van haar schoonmaakwerkzaamheden verzuimd de hoofdkraan dicht te draaien. Een behoorlijke taakvervulling door Maria,
als professioneel schoonmaakbedrijf, brengt volgens Kees mee dat zij een hoofdkraan die zij opent, na afronding van haar werkzaamheden ook weer sluit. Dit geldt te meer nu de woning al langere
tijd leegstond en Maria ervan op de hoogte was dat de eigenaren naar het buitenland waren verhuisd. Kees vordert dat de rechter Maria zal veroordelen tot betaling van € 103.984, -
Beoordeling door de rechtbank
Kees was gehouden binnen bekwame tijd nadat hij het vermeende gebrek in de prestatie – het laten openstaan van de hoofdkraan – had ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij Maria te protesteren. Maria wordt beschermd doordat zij erop mag rekenen dat de Kees met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks, eveneens met spoed, aan Maria mededeelt. Kees heeft zowel een onderzoeksplicht als een mededelingsplicht. Kees diende dit te onderzoeken met de voortvarendheid die, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid van hem kon worden gevergd.
Volgens Kees is deze termijn pas op 3 februari 2010 in gegaan, toen hij aan de hand van de opgetreden waterschade feitelijk ontdekte dat Maria de hoofdkraan had verzuimd dicht te draaien. Met Maria is de rechtbank echter van oordeel dat het vermeende gebrek – de openstaande hoofdkraan – niet pas waarneembaar is geweest nadat de waterschade in de woning was opgetreden.
Kees had direct na afronding van de schoonmaakwerkzaamheden door middel van een snel en redelijk oppervlakkig onderzoek door de kennis kunnen laten vaststellen of de hoofdkraan al dan niet was dichtgedraaid. Een dergelijk onderzoek had van Kees mogen worden verlangd, ook al woonde hij ten tijde van de werkzaamheden in het buitenland. Als eigenaar van de woning bleef Kees immers de aangewezen en verantwoordelijke persoon om te (laten) controleren of de in zijn opdracht verrichte werkzaamheden correct waren uitgevoerd en of er geen sprake was van nalatigheden, met mogelijk schade als gevolg. Een dergelijke controle was te meer aangewezen nu de winter (van 2008-2009) – met kans op vorst en dergelijke – in aantocht was. Nu Kees heeft nagelaten dit onderzoek te (laten) verrichten, en eerst vijftien maanden na het vermeende verzuim bij Maria heeft geklaagd, oordeelt de rechtbank dat de redelijke termijn is verstreken. Het gevolg daarvan is dat Kees geen beroep meer kan doen op het gestelde gebrek in de prestatie van Maria. De vordering dient reeds hierom te worden afgewezen.
Ten overvloede wordt het volgende overwogen
Aangezien Maria voldoende gemotiveerd heeft betwist dat de schoonmaker, die de werkzaamheden in de woning heeft uitgevoerd, verzuimd heeft de hoofdkraan dicht te draaien, zou Kees de bewijslast hebben gedragen van zijn stelling dat het de schoonmaker van Maria is geweest die de hoofdkraan heeft laten openstaan.
Voor zover Kees erin zou zijn geslaagd te bewijzen dat de schoonmaker van Maria de hoofdkraan heeft laten openstaan en de rechtbank daarmee zou hebben aangenomen dat dit een
tekortkoming dan wel een onrechtmatige daad van Maria jegens Kees oplevert, zou evenwel het volgende hebben gegolden.
De omvangrijke waterschade die in de woning is opgetreden is niet uitsluitend veroorzaakt door de – hier veronderstellenderwijs aangenomen – tekortkoming of onrechtmatige daad
van Maria. Er is sprake van samenloop van een aantal oorzaken. De waterschade zou niet de onderhavige omvang hebben gehad indien Kees het doucheputje niet zou hebben dichtgestopt. Als gevolg van
het dichtgestopte doucheputje kon het water immers niet wegstromen. Voorts zou de waterschade beperkter van omvang zijn geweest indien er frequenter toezicht op de woning zou zijn uitgeoefend.
Aangenomen moet worden dat de lekkage bij regelmatiger toezicht in de winter van 2009-2010 eerder zou zijn ontdekt. Tenslotte heeft Maria aangevoerd dat de centrale verwarming niet deugdelijk
moet hebben gefunctioneerd, aangezien het anders niet mogelijk is dat een inpandige leiding of kraan bevriest.
Vast staat dan ook dat de waterschade met de onderhavige omvang in hoge mate een gevolg is van omstandigheden die aan Kees kunnen worden toegerekend.
In dat geval zou de vergoedingsplicht van Maria dan moeten worden verminderd in evenredigheid met de mate waarin de aan Kees toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben
bijgedragen. Dat zou met zich hebben gebracht dat het overgrote deel van de schade voor rekening van Kees zou zijn gebleven.
home