Overeenkomst van opdracht
De Herberg is actief in de horeca. Begin 2008 ontstaat bij de Herberg het plan om haar horecaonderneming uit te breiden met het daarachter gelegen Landhuis. Martijn is architect en frequente gast van de Herberg en helpt de Herberg met het opstellen van de plannen en het aanvragen van een vergunning.
Na verloop van tijd vraagt Martijn aan de Herberg een vergoeding voor zijn werkzaamheden. De Herberg weigert dat te betalen. omdat er volgens haar sprake is van een vriendendienst van Martijn.
Martijn laat het er niet bij zitten en besluit de Herberg te dagvaarden.
Beoordeling door de rechtbank
Dat er werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van een voorgenomen verbouwing staat tussen partijen niet ter discussie.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het contact tussen partijen is ontstaan doordat Martijn regelmatig te gast was bij de Herberg, het voor de Herberg duidelijk moet zijn geweest dat hij de
werkzaamheden verrichtte in het kader van zijn functie als architect. Daartoe vindt de rechtbank niet alleen redengevend dat de werkzaamheden op de deskundigheid van Martijn als
architect toezien en daarom in het verlengde van zijn beroepsuitoefening geacht moeten worden te zijn verricht, maar ook dat de e-mailcorrespondentie al sinds 2008 werd gevoerd vanaf zijn
zakelijke e-mailadres, waarbij steeds als afzender werd vermeld "Martijn Architecten BNA bv" met de bijbehorende zakelijke adresgegevens en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel.
Ook de gemaakte investeringsberekeningen, schetsen en tekeningen zijn vervaardigd op het bedrijfspapier van Martijn.
Dat enkele malen is gecorrespondeerd vanaf het privé e-mailadres leidt er niet toe dat de Herberg in redelijkheid mocht aannemen dat zij te maken had met een privépersoon. Dit
verweer van de Herberg wordt daarom verworpen.
De Herberg voert verder aan dat geen sprake is geweest van opdracht maar van een vriendendienst. Dat geen sprake is van een opdracht blijkt volgens haar ook uit het feit dat
Martijn niet aangeeft wanneer precies volgens haar een opdrachtverstrekking heeft plaatsgevonden en evenmin tussen partijen is gesproken over vergoeding van kosten.
De rechtbank overweegt dat een concrete mondelinge of schriftelijke opdrachtverstrekking niet vereist is om een overeenkomst van opdracht te doen ontstaan, maar dat een
overeenkomst van opdracht ook kan ontstaan uit gedragingen van partijen en overige omstandigheden van het geval.
Vast staat dat Martijn in een e-mail aan de gemeente Bergen, welke e-mail hij heeft doorgezonden naar de Herberg, melding maakt van een opdracht die zij van de Herberg heeft
gekregen. De Herberg heeft niet gesteld, noch is anderszins gebleken, dat zij die e-mail niet heeft ontvangen en dus van de inhoud ervan geen kennis heeft kunnen nemen.
Ook in een andere e-mail van Martijn aan de Herberg valt de term "opdracht" en schrijft hij dat hij op verzoek van de Herberg doorgaat en van de plannen een bouwaanvraag zal
maken. Gezien het tijdsverloop en de contacten tussen partijen was de Herberg in voldoende mate in de gelegenheid te laten weten dat zij niet wilde dat Martijn werkzaamheden voor haar verrichte,
hetgeen zij echter heeft nagelaten.
Integendeel: de Herberg heeft aan Martijn aangegeven dat zij wilde dat de verbouwing zo goedkoop mogelijk zou plaatsvinden, waaruit een zekere instemming met de werkzaamheden kan
worden afgeleid. Zo ook uit het feit dat de Herberg op gezette tijden heeft geïnformeerd naar de voortgang van de werkzaamheden.
Bovengenoemde gedragingen en omstandigheden, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang bezien, leiden naar het oordeel van de rechtbank ertoe dat Martijn zich tegenover de Herberg heeft
verbonden werkzaamheden te verrichten en dat de Herberg daarmee heeft ingestemd.
Zodoende is tussen partijen een overeenkomst van opdracht ontstaan die inhield dat Martijn een (ver-)bouwplan ter ontwikkeling van een nieuw restaurant/hotel in het Landhuis. Het
verweer van de Herberg dient daarom te worden verworpen.
Verder heeft de Herberg aangevoerd dat, zo er al sprake is van een overeenkomst van opdracht, zij geen loon verschuldigd is omdat partijen geen afspraken hebben gemaakt over een
honorarium.
De rechtbank stelt voorop dat als de overeenkomst van opdracht door de opdrachtnemer is aangegaan in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, de opdrachtgever
loon verschuldigd is.
Dat Martijn zou hebben gezegd dat hij zijn werkzaamheden gratis zou verrichten, wordt door Martijn betwist en ook niet ondersteund door de stukken. In zijn e-mail van 23 juni
2008 bracht Martijn immers voor het eerst het onderwerp honorarium ter sprake. De Herberg, zich "wild" geschrokken van de door Martijn in die e-mail genoemde percentages, zette kort daarna haar
verbouwingsplannen op een laag vuurtje. Toen zij echter in juni 2009 de besprekingen met Martijn over haar verbouwingsplannen hervatte had zij er naar het oordeel van de rechtbank echter, gelet
op de e-mail van 23 juni 2008, bedacht op moeten zijn dat Martijn vanaf dat moment haar werkzaamheden niet (langer) gratis zou verrichten maar dat de Herberg voor die werkzaamheden enigerlei
vergoeding verschuldigd zou zijn.
In zijn e-mail van 1 juli 2009 met daarbij de investeringsberekening bracht Martijn het honorarium wederom ter sprake en werden zelfs concrete bedragen genoemd voor architecten-
en constructeurshonorarium. De Herberg heeft verder naar eigen zeggen geïnformeerd "naar de goedkoopste oplossing voor het bouwen van de achterkant van het hotel". Op 14 januari 2010 presenteert
Martijn een nieuwe investeringsberekening aan de Herberg. In plaats van een afwijzende reactie informeert de Herberg vervolgens of houtskeletbouw niet een goedkopere oplossing is dan regulier
bouwen.
Ook hier geldt naar het oordeel van de rechtbank dat de Herberg, gelet op het tijdsverloop en de contacten tussen partijen, voldoende gelegenheid heeft gehad aan te geven dat zij
geen honorarium wenste te betalen. Gelet op het voorgaande en bij gebreke aan een voldoende nadere onderbouwing van haar stelling door de Herberg moet het er daarom voor worden gehouden dat
Martijn niet heeft aangeboden om gratis te zullen werken. Martijn ging er naar het oordeel van de rechtbank terecht van uit dat hij betaald zou worden voor haar werkzaamheden en de bij de Herberg
bestond in ieder geval vanaf 1 juli 2009 ook het besef (of had dat moeten bestaan) dat zij aan Martijn loon verschuldigd zou zijn.
Niet in geschil is dat Martijn de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. Tussen partijen is echter nooit overeenstemming bereikt over de hoogte van het loon. De Herberg is
het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd.
Nu gesteld noch gebleken is dat voor alle in de architectuur werkzame personen vaste en daarmee gebruikelijke tarieven gelden, zal de rechtbank het door de Herberg aan Martijn verschuldigde loon
in redelijkheid vaststellen.
De rechtbank stelt het door de Herberg aan Martijn verschuldigde loon daarom in redelijkheid vast op EUR 18.319,88.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBALK:2011:BV7868