VGZ heeft onderzoek gedaan naar de tandartskosten die door haar verzekerden bij haar worden gedeclareerd.
VGZ heeft onderzoek gedaan naar de tandartskosten die door haar verzekerden bij haar worden gedeclareerd. In dat onderzoek zijn gemiddelde kosten per verzekerde per jaar berekend. Bij circa 55 tandartspraktijken bleken de gemiddelde kosten per verzekerde per jaar zeer aanzienlijk boven het gemiddelde uit te komen. VGZ heeft die praktijken, waaronder de praktijk van eiser, gevraagd naar een verklaring voor die hoge kosten en bij gebreke van een verklaring geprobeerd afspraken te maken om die kosten omlaag te brengen. Eiser (hierna: de tandarts) heeft geweigerd voldoende inlichtingen te verschaffen of verklaringen te geven of verder met VGZ in gesprek te gaan. Hierop heeft VGZ aan haar verzekerden die patiënt zijn bij de tandarts uiteindelijk een brief gestuurd waarin geïnformeerd wordt dat hun tandarts bovengemiddeld declareert en welke gevolgen dat voor hen kan hebben.
De tandarts is het met de handelwijze van VGZ niet eens en besluit VGZ in kort geding te dagvaarden. Hierbij stelt de tandarts dat VGZ onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, in het bijzonder door zijn patiënten die bij VGZ zijn verzekerd aan te schrijven met de betreffende brief en vordert onder meer een rectificatie van die brief.
Oordeel voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter oordeelt dat VGZ zich geconfronteerd zag met een tandarts van wie de cijfers uitwezen dat hij per verzekerde per jaar - ruwweg gezegd - het dubbele declareerde ten opzichte van het landelijke gemiddelde en die ondanks behoorlijke bemiddelingspogingen weigerde behoorlijk inlichtingen te verschaffen en vragen daarover te beantwoorden.
Of het aanschrijven van de verzekerden die patiënt van de tandarts waren in de gegeven omstandigheden geoorloofd was, moet beoordeeld worden in het kader van de wettelijke regelingen en de mogelijkheden die VGZ ten dienste stonden.
Het stond VGZ vrij de tandartsgegevens uit het onderzoek voor te leggen en hem daarover vragen te stellen en verklaringen te vragen.
Op grond van de Zorgverzekeringswet en de Regeling Zorgverzekering was de tandarts verplicht VGZ alle inlichtingen en gegevens te verschaffen.
Het lijdt geen twijfel dat het hier om inlichtingen gaat die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de zorgverzekering en/of de Zorgverzekeringswet, want daartoe behoort dat vastgesteld kan worden dat niet meer kosten worden vergoed dan de uitgevoerde behandelingen rechtvaardigen (rechtmatigheid) en geen behandelingen worden vergoed waarvoor medisch geen of onvoldoende indicatie is (doelmatigheid).
Voldoende aannemelijk is geworden dat door de weigering door de tandarts VGZ geen andere adequate middelen ten dienste stonden om voldoende zekerheid te krijgen over de rechtmatigheid en doelmatigheid van het declareergedrag van de tandarts.
Het aanschrijven van patiënten is op zichzelf een tamelijk ingrijpend middel dat de kans op ernstig nadeel voor de tandarts inhoudt.
Aan het gebruik daarvan zullen hoge eisen van zorgvuldigheid en behoedzaamheid moeten worden gesteld. Het gebruik van dit middel moet in de situatie waarin dit in het gegeven geval is gebeurd en de wijze waarop dat is toegepast, aanvaardbaar worden geoordeeld.
Op grond van het bovenstaande wijst de voorzieningenrechter de gevraagde vorderingen van de tandarts af.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2013:2581