Arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten tegelijk met kredietovereenkomst
[eiser] is met (de rechtsvoorgangster van) Jubilee een arbeidsongeschiktheidsverzekering overeengekomen met als ingangsdatum 25 januari 2005.
Op 10 februari 2009 is [eiser] na een bedrijfsongeval, waarbij hij is uitgegleden, arbeidsongeschikt geworden. Na 2 jaar arbeidsongeschiktheid heeft hij op 25 maart 2011 een schadeaangifteformulier ingediend bij Jubilee om aanspraak te maken op uitkering van de hierboven genoemde verzekering. Jubilee heeft uitkering geweigerd.
[eiser] laat het hier niet bij zitten en vordert voor de kantonrechter dat Jubilee zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 6.300,- aan hoofdsom;
b. € 690,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
vermeerderd met rente en kosten.
Beoordeling door de kantonrechter
De kantonrechter stelt voorop dat gesteld noch gebleken is dat (de rechtsvoorgangster van) Jubilee specifiekere vragen naar de gezondheid van [eiser] heeft gesteld dan een in algemene termen gestelde gezondheidsverklaring.
Nu [eiser] bij het aangaan van de verzekering derhalve niet is gevraagd naar het bestaan van specifieke klachten, kan niet zonder meer worden aangenomen dat hij zijn mededelingsverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de klachten die hij naar aanleiding van de beenbreuk in 1983 heeft gehad.
Het is daarom aan Jubilee om te stellen en te bewijzen dat destijds sprake was van dusdanig ernstige klachten dat [eiser] deze redelijkerwijs had moeten melden alvorens te verklaren een goede gezondheid te bezitten, en op dat moment geen aandoeningen te hebben die medische behandeling vereisten.
Jubilee heeft daartoe het medisch rapport van [bedrijfsarts] overgelegd. In dit rapport concludeert [bedrijfsarts] – na inzage in een medisch dossier - dat daarvan sprake is geweest. [bedrijfsarts] rapporteert dat zich ten gevolge van een aangepast looppatroon dusdanige klachten hebben ontwikkeld dat [eiser] met die klachten niet redelijkerwijs de gezondheidsverklaring heeft kunnen ondertekenen. Dit wordt in dit rapport niet nader onderbouwd.
Ter zitting heeft Jubilee ter onderbouwing verwezen naar het arbeidsdeskundige rapport van het UWV. Hierin heeft een arbeidsdeskundige – derhalve geen arts – gerapporteerd wat [eiser] in een gesprek over pijnklachten zou hebben verklaard.
[eiser] heeft betwist dat dit een juiste weergave betreft van het gevoerde gesprek. [eiser] heeft in de onderhavige procedure verklaard dat hij weliswaar klachten heeft gehad ten gevolge van de beenbreuk in 1983, maar dat deze niet dusdanig ernstig waren dat deze behandeling behoefden of dat hij redelijkerwijs niet kon verklaren een goede gezondheid te bezitten. Hij verwijst daarbij naar de omstandigheid dat hij al geruime tijd meer dan fulltime werkt.
Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat Jubilee onvoldoende feiten of omstandigheden heeft gesteld die – indien bewezen – kunnen leiden tot de conclusie dat [eiser] in 2005 bij het aangaan van de verzekering niet heeft kunnen verklaren dat hij een goede gezondheid bezat.
Onbetwist staat immers vast dat de gezondheid van [eiser] bij het aangaan van de verzekering al geruime tijd goed genoeg was om in twee banen meer dan fulltime te werken.
Bedrijfsarts
[bedrijfsarts] heeft in zijn rapportage slechts geconcludeerd dat dit anders was, maar niet onderbouwd op grond van welke klachten dit zo zou zijn.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat Jubilee onvoldoende feiten of omstandigheden heeft gesteld die – indien bewezen – kunnen leiden tot de conclusie dat [eiser] in 2005 bij het aangaan van de verzekering niet heeft kunnen verklaren op dat moment geen aandoeningen te hebben, die medische behandeling vereisten.
Zelfs indien aangenomen wordt dat sprake was van pijnklachten, is daarmee immers nog niet gezegd dat deze medische behandeling behoefden. Indien Jubilee had bedoeld elk risico voor bestaande rug-, schouder- of nekklachten zonder meer uit te sluiten van dekking had het op haar weg gelegen voor het aangaan van de verzekering een specifieke vraag te stellen die uitdrukkelijk uitnodigt van dergelijke klachten melding te maken.
Gelet op het vorenoverwogene is de kantonrechter van oordeel dat Jubilee onvoldoende heeft gesteld om te concluderen dat [eiser] bij het aangaan van de verzekering geen goede gezondheid bezat, dan wel een medische aandoening had die medische behandeling behoefde. Derhalve kan niet geconcludeerd worden dat hij onjuiste inlichtingen heeft verschaft met het ondertekenen van de gezondheidsverklaring op het aanvraagformulier.
Slotsom is dat niet is komen vast te staan dat [eiser] zijn mededelingsverplichting heeft geschonden of dat op grond van de algemene voorwaarden geen recht bestond op dekking. Nu de verweren van Jubilee tegen de gehoudenheid tot uitkering niet slagen, is zij dan ook gehouden tot uitkering over te gaan.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2013:9036