Verzekering hoeft wegens onrechtmatig gebruik pand volgens kantonrechter geen schade te vergoeden
X Bestratingen dreef een groothandel in betonklinkers, beton(grondstoffen) en sierbestratingen. Zij huurde een aantal panden.
X Bestratingen had een brandverzekering afgesloten bij Allianz ten behoeve van de inhoud van de door haar gebruikte panden.
Op 6 januari 2012 omstreeks 17.15 uur is brand uitgebroken in een pand waar zich inventaris en goederen van X Bestratingen in bevond.
Op 23 oktober 2012 is X Bestratingen in staat van faillissement verklaard en er is een curator benoemd. De curator heeft de door X Bestratingen tegen verzekeraar Allianz aanhangig gemaakt gemaakte procedure overgenomen.
De curator vordert voor de rechtbank van Allianz vergoeding van de schade die X Bestratingen door de brand heeft geleden.
Beoordeling door de rechtbank
De curator betwist niet het door Allianz geformuleerde uitgangspunt dat zij niets te maken wenst te hebben met illegale activiteiten zoals kraken en dat in die situatie geen enkele verzekeraar de verzekeringsovereenkomst zou hebben gesloten.
Volgens haar is echter geen sprake van een illegale situatie. Er bestond weliswaar geen huurovereenkomst tussen X Bestratingen en de eigenaar van het pand, PNO Pactum, maar X Bestratingen mocht menen dat zij huurder was, althans X Bestratingen had toestemming van de eigenaar om het pand te gebruiken (voor de opslag van stenen).
Vaststaat dat er geen huurovereenkomst bestond tussen X Bestratingen en PNO Pactum. Voor zover het door X Bestratingen B.V overgelegde schriftelijke stuk – waarvan Allianz de echtheid betwist – als overeenkomst tussen haar en PNO Pactum moet worden beschouwd, kan deze niet worden aangemerkt als een huurovereenkomst. Huur is de overeenkomst waarbij de verhuurder zich verbindt aan de huurder een zaak in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie en daarvan is hier geen sprake. Uit het stuk kan evenmin worden afgeleid dat X Bestratingen gerechtigd was het pand te gebruiken. In het stuk wordt slechts gesproken over het beheer van het pand door X Bestratingen en de door haar afgegeven huurgarantie.
Dat X Bestratingen op goede gronden veronderstelde dat zij huurder was – mede gelet op de facturen van respectievelijk de aanmaningen namens PNO Pactum, de op zich genomen “onderhoudsverplichting” en huurgarantie, de getroffen brandpreventieve voorzieningen en het betalen van het gebruikersdeel van de OZB-belasting en van lasten als de waterrekening – en dat zij daarom terecht via haar tussenpersoon aan Allianz had laten weten dat sprake was van huur, kan niet worden aanvaard.
Uit de door X Bestratingen gestelde feiten en omstandigheden volgt niet dat zij er vanuit mocht gaan dat PNO Pactum haar het pand in gebruik gaf en dat daar een tegenprestatie tegenover stond. Evenmin volgt daaruit dat PNO Pactum bekend was met het gebruik van het pand door X Bestratingen en dat zij daar (stilzwijgend) mee instemde. X Bestratingen, een professionele partij die ter plaatse een aantal panden huurde, mocht er dus niet vanuit gaan dat zij huurder was, hetgeen bekend was bij haar, althans bij haar bekend had behoren te zijn.
Voor zover er (andere) afspraken zouden zijn gemaakt door PNO Pactum en X kan uit de wisselende verklaringen die X Bestratingen in de loop der tijd hierover heeft afgelegd niet worden afgeleid dat zij op een andere grondslag dan huur gerechtigd was tot het gebruik van het pand. Uit die verklaringen kan slechts worden afgeleid dat X Bestratingen van de eigenaar het buitenterrein mocht gebruiken voor de opslag van stenen en dat zij “dacht” dat zij ook de daarop gevestigde bedrijfshal mocht gebruiken voor de opslag van stenen. Dat X Bestratingen toestemming van PNO Pactum had om de bedrijfshal te gebruiken voor de opslag van haar handelsvoorraad en/of haar goederen volgt uit de verklaringen van X Bestratingen niet.
X Bestratingen stelt ook nog dat Allianz vragen had moeten stellen indien de grondslag van het gebruik van het pand zo belangrijk voor haar was zoals zij nu stelt, hetgeen zij niet heeft gedaan.
Terecht voert Allianz daartegen aan dat de tussenpersoon van X Bestratingen haar voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst tot twee maal toe heeft meegedeeld dat X Bestratingen het pand huurde – hetgeen de tussenpersoon (en dus ook X Bestratingen) op goede gronden van belang achtte om aan Allianz mee te delen – en dat zij mocht uitgaan van de juistheid van die mededeling. Er was daarom geen aanleiding voor Allianz om hier navraag naar te doen.
Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom
X Bestratingen heeft niet voldaan aan haar verplichting om het feit dat zij het pand niet huurde noch anderszins gerechtigd was tot het gebruik van het pand (hetgeen haar bekend was, althans bekend had behoren te zijn) aan Allianz mee te delen, terwijl X Bestratingen wist, althans behoorde te weten dat de beslissing van Allianz of zij de verzekering wilde sluiten hiervan afhing of in ieder geval hiervan kon afhangen.
Vaststaat immers dat Allianz, evenals enige andere verzekeraar, de verzekering niet zou hebben gesloten indien zij zou hebben geweten dat het gebruik door X Bestratingen van het pand onrechtmatig was. Allianz is daarom geen uitkering verschuldigd.
De vordering zal worden afgewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2013:9070