Vordering vanwege verjaring afgewezen
Op 10 november 2005 heeft eiser bij Eye-Q-Vision een laserbehandeling ondergaan om een oogafwijking te corrigeren. De behandeling is uitgevoerd door een oogarts. Nadat de behandeling had plaatsgevonden had eiser last van dubbel beeld.
Op 30 september 2006 heeft de oogarts een herstelbehandeling bij eiser uitgevoerd. Die behandeling heeft wel geleid tot correctie van de oogsterkte van eiser, maar het
verschilzicht is gebleven.
Het geschil
Eiser heeft op 7 juli 2011 gevorderd dat de rechtbank Eye-Q-Vision zal veroordelen tot betaling van een bedrag van in totaal € 132.190,00. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft eiser gesteld dat sprake is van een medische fout van Eye-Q-Vision ten gevolge waarvan hij schade lijdt.
Eye-Q-Vision beroept zich primair op verjaring van de vordering van eiser.
Beoordeling door de rechtbank
Beoordeeld dient eerst te worden of het primaire verweer van Eye-Q-Vision inhoudende dat de vordering van eiser is verjaard, doel treft.
Op grond van artikel 3: 310 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) verjaart een vordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de
schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
De verjaringstermijn gaat niet lopen voordat de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van schade in te stellen. Tegen deze achtergrond gaat de termijn in een geval als het onderhavige lopen zodra de patiënt voldoende zekerheid heeft – die niet een absolute zekerheid hoeft te zijn – dat de schade (het letsel) (mede) is veroorzaakt door tekortschietend of foutief medisch handelen.
Dit houdt echter niet in dat voor het gaan lopen van de verjaringstermijn vereist is dat de benadeelde bekend is met de exacte oorzaak van de schade en met de juridische beoordeling van de relevante feiten en omstandigheden.
Eiser heeft zelf gesteld dat hij na de behandeling door Eye-Q-Vision op 10 november 2005 meteen last kreeg van verschilzicht en dat hij zich ook onmiddellijk realiseerde dat er een fout was gemaakt. Dat brengt met zich mee dat hij op dat moment bekend was met zijn schade, en dat de op zijn vordering tot schadevergoeding toepasselijke verjaringstermijn op dat moment (althans een dag later) is gaan lopen.
Eiser heeft nog gesteld dat hij in oktober 2010, toen hij te horen kreeg dat herstel niet meer mogelijk was, de hoop heeft gehad dat zijn zicht zich zou herstellen. Ook als hiervan uit wordt gegaan, doet dat aan het voorgaande echter niet af. Voor het gaan lopen van de verjaringstermijn is niet vereist dat absolute duidelijkheid bestaat ten aanzien van het blijvende karakter van de schade of zelfs dat een medische eindtoestand is bereikt.
Het voorgaande betekent dat het primaire verweer van Eye-Q-Vision doel treft en de overige stellingen van partijen geen behandeling behoeven.
De vordering van eiser zal worden afgewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2012:BX4184&keyword=Eye-Q-Vision