Verbod aan moeder om met kinderen naar Engeland te verhuizen.

 

Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie twee kinderen zijn geboren.

              

De moeder heeft het eenhoofdig gezag over de kinderen en de kinderen hebben hoofdverblijf bij haar. Partijen hebben in onderling overleg een omgangsregeling afgesproken.

 

Het geschil

 

De vader vordert de moeder te verbieden om met de kinderen naar Engeland dan wel het buitenland te verhuizen, althans de moeder te bevelen om binnen een door de rechtbank te bepalen termijn met de kinderen te gaan wonen binnen een straal van 25 km van zijn woonplaats, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag.

 

De beoordeling door de voorzieningenrechter

 

In artikel 1:247 lid 3 BW is bepaald dat het ouderlijk gezag mede de verplichting omvat van de moeder om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de andere ouder te bevorderen. Deze norm beperkt zich niet tot ouders met gezamenlijk gezag, doch is eveneens van toepassing op de ouder die eenhoofdig gezag heeft. De vader, als niet gezagdragende ouder, heeft (op grond van artikel 1:377a lid 1 BW) het recht op en de verplichting tot omgang met de kinderen.

 

Het staat de moeder in beginsel vrij haar leven naar eigen goeddunken in te richten en haar woonplaats te kiezen. Omdat zij het eenhoofdig gezag heeft, heeft zij ook de bevoegdheid om over de woonplaats van de kinderen te beslissen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt die vrijheid begrensd door de belangen van de kinderen, welke niet onaanvaardbaar in het gedrang mogen komen.

 

Op grond van vaste jurisprudentie dienen bij een verhuizing van een ouder met de kinderen en de daarbij te maken afweging van de belangen van de moeder, de vader en de kinderen, de belangen van de kinderen een eerste overweging te zijn. In het kader van dit kort geding dient de voorzieningenrechter een afweging te maken tussen het belang van moeder om op korte termijn met de kinderen te verhuizen, het belang van vader om ongewijzigd omgang te kunnen hebben met de kinderen en de belangen van de kinderen bij die omgangscontacten en bij een voortzetting van hun huidige verblijf in Nederland.

 

De voorzieningenrechter stelt vast dat op grond van afspraken die partijen zelf hebben gemaakt de kinderen ieder weekend bij de vader verblijven, alsmede ook op wisselende doordeweekse dagen. Dat deze afspraken niet zijn vastgelegd in een rechterlijke uitspraak is niet relevant, nu dit geen vereiste is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de vader en de kinderen een belang bij continuering van omgangscontacten. Gelet op de frequente omgangscontacten is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door de moeder voorgestelde vakantieregeling, telefooncontacten en skypecontacten voorshands onvoldoende compensatie bieden voor het wegvallen van de wekelijkse contacten. De voorzieningenrechter neemt tevens in aanmerking dat door de vader onweersproken is gesteld dat hij voor het bezoeken van de kinderen in Engeland aanzienlijke reiskosten moet maken.

 

Vast staat dat de kinderen zijn geboren en getogen in Nederland. Omdat partijen al langere tijd in Nederland wonen is aannemelijk is dat het sociale leven van de kinderen zich volledig afspeelt in Nederland. Bij de beoordeling van het belang van de kinderen in het kader van de verhuizing dienen naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de moeder ook de gevolgen in ogenschouw te worden genomen van de verbreking van de schoolse en sociale contanten van de kinderen. De enkele stelling van de moeder dat de kinderen zijn aangemeld op een school in Engeland en dat de kinderen een Engelse taalcursus volgen is daarvoor onvoldoende.

 

De moeder stelt dat de verhuizing voor haar noodzakelijk is, omdat zij geen enkele band meer heeft met Nederland en niet kan aarden. Dit leidt bij haar tot psychische problemen, hetgeen tevens een weerslag heeft op de kinderen, aldus de moeder. De moeder heeft ter zitting gesteld dat partijen elf jaar hebben samengewoond en dat zij hun samenwoning twee jaar geleden hebben beëindigd. De voorzieningenrechter heeft begrip voor de wens van moeder, maar acht gelet op de lange periode dat de moeder al in Nederland woont de noodzaak om op korte termijn te verhuizen voor haar en de kinderen onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat sprake is van psychische problemen is onvoldoende en niet aangetoond is op welke wijze de kinderen hinder ondervinden van die klachten.

 

Op grond van voormelde feiten en omstandigheden is de voorzieningenrechter na afweging van alle belangen voorshands van oordeel dat er geen noodzaak is voor een verhuizing op korte termijn naar Engeland. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is nagedacht door de moeder over de gevolgen voor de kinderen van de verhuizing en de omgangscontacten van de kinderen met de vader bij een verhuizing. Daarbij neemt de voorzieningenrechter tevens in aanmerking dat de moeder de vader niet heeft geconsulteerd over haar voornemen.

 

Het voorgaande brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter met zich dat de vordering van de vader kan worden toegewezen, totdat in de aanhangige bodemprocedure met betrekking tot het gezag is beslist. De voorzieningenrechter ziet aanleiding een dwangsom te verbinden aan het verbod om te verhuizen, zoals gevorderd.

 

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 


http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2014:4630

 

 

Home


Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.