Tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling zonder toekenning schone lei.
Op 16 december 2013 is de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van de schuldenares.
Bij brief van 10 februari 2014 heeft de bewindvoerder bericht dat de regeling niet naar behoren verloopt.
Naar aanleiding hiervan heeft de rechter-commissaris de regeling voorgedragen voor een tussentijdse beëindiging.
De zaak is vervolgens behandeld ter zitting van de rechtbank van 6 maart 2014, waar de schuldenares is verschenen. Bij deze zitting was ook de bewindvoerder aanwezig.
De voordracht door rechter-commissaris
De rechter-commissaris verzoekt de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen omdat de schuldenares de uitvoering van de schuldsaneringsregeling frustreert. De bewindvoerder heeft de schuldenares aangemeld voor een Nederlandse taalcursus omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. De schuldenares weigert echter om deze cursus te volgen. De rechter-commissaris is van mening dat dit niet getuigt van een saneringsgezinde houding. De slechte beheersing van de Nederlandse taal belemmert de schuldenares bij het solliciteren en het vinden van een baan.
Het verweer en de standpunten van partijen
Ter terechtzitting heeft de schuldenares verklaard dat zij ongeveer zeventien jaar in Nederland woont en een beetje Nederlands spreekt. Volgens de schuldenares solliciteert zij wel, maar wordt zij telkens afgewezen omdat ze te oud is. Zij wil niet naar school om de Nederlandse taal te leren, aldus de schuldenares.
Ter terechtzitting heeft de bewindvoerder verklaard dat de schuldenares meer kans heeft om een baan te vinden als zij de Nederlandse taal spreekt. Als de schuldenares de Nederlandse taalcursus niet wil volgen, is de bewindvoerder van mening dat de regeling tussentijds beëindigd dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de slechte beheersing van de Nederlandse taal de schuldenares belemmert bij het solliciteren en het vinden van een baan. Omdat de schuldenares weigert om een Nederlandse taalcursus te volgen, doet zij er niet alles aan om haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De schuldenares kan op deze wijze onvoldoende voldoen aan de inspanningsverplichting om fulltime betaald werk te vinden en te behouden. Zij benadeelt daarmee haar schuldeisers. De schuldenares heeft voorts geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding, te meer nu de schuldenares ter terechtzitting heeft aangegeven geen Nederlandse taalcursus te willen volgen nadat zij door de rechtbank uitdrukkelijk op de consequentie hiervan is gewezen.
De schuldenaar treft zodanig verwijt voor haar handelwijze dat de rechtbank van oordeel is dat de schuldsaneringsregeling tussentijds dient te worden beëindigd.
Aangezien er onvoldoende baten beschikbaar zijn om tot een uitkering aan de schuldeisers te komen, zal de schuldenaar niet van rechtswege in staat van faillissement komen te verkeren. De beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal een maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis in werking treden.
Tot slot zullen het salaris van de bewindvoerder en de (eventuele) kosten van de bewindvoerder worden vastgesteld. Er is onvoldoende actief om het salaris van de bewindvoerder toe te kennen. Bij voldoende boedelactief zou het salaris van de bewindvoerder € 123,75 (inclusief omzetbelasting) en de kosten van de bewindvoerder € 19,24 zijn.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2014:1620