Mededelingsplicht prevaleert boven onderzoeksplicht


Sjoerd heeft op 29 juli 2007 van Jeroen voor  € 52.500,- een schip gekocht, te weten een Boeier Tjalk, genaamd Hutsefluts, bouwjaar 1903, tevens varend monument (hierna: het schip). Het schip heeft dienst gedaan als turfschip en later als postboot en is in 1916 verbouwd als jacht voor de pleziervaart.  Zo is er een roef geplaatst met twee slaapplaatsen, een tweepersoonskooi en twee enkele kooien.


Sjoerd heeft voorafgaand aan de koop het schip meermalen bezichtigd. Het casco van het bovenwater gelegen deel van het schip heeft hij zelf onderzocht, door onder meer door de romp, het dek en de opbouw te bekloppen op de plekken waar dat mogelijk was. Begin augustus 2007 heeft Sjoerd een aanbetaling van € 5.000,- gedaan. Op 27 augustus 2007 heeft hij het onderwatergedeelte van het schip laten keuren door expert de heer C. de Beer. Naar aanleiding van de bevindingen van deze expert, heeft Jeroen de door de expert geadviseerde extra vlakbeplating aangebracht. Na afronding van die werkzaamheden is Sjoerd op 6 september 2007 van de werf in Veere naar Vlissingen gevaren, alwaar het schip verder is opgetuigd en de werking van het schip aan Sjoerd is uitgelegd. Vervolgens heeft Sjoerd het restant van de koopprijs betaald.


In het najaar van 2007 ontdekte Sjoerd dat er water op het dek van het schip liep. Na onderzoek ontdekte hij dat zich op het vlak en tussen het vlak en de spanten veel roest bevond. Onder de twee componenten verf zat een dikke laag roest (paproest). Tijdens het verwijderen van de roest is er een lek ontstaan. 

In het najaar van 2008 constateerde Sjoerd dat er nog steeds water in het schip liep. In het daaropvolgend nader onderzoek, ontdekte hij diverse tekortkomingen.  

Bij brief van 26 februari 2009 heeft Sjoerd Jeroen op de hoogte gebracht van de diverse door hem geconstateerde gebreken en hem verzocht die te herstellen.

Op 9 juni 2009 heeft een expert, de heer A. van de Woestijne, op verzoek van Sjoerd de gebreken onderzocht. Daarvan is een rapport opgemaakt.

De totale reparatie- en remplacementskosten worden door de heer Van de Woestijne vastgesteld op de som van € 26.000,00  


Het geschil


Sjoerd vordert Jeroen te veroordelen tot betaling van:


-  EUR 26.000,-,

-  EUR 650,- (expertisekosten);


Als grondslag voor de vordering voert Sjoerd aan dat sprake is van wanprestatie dan wel non-conformiteit. Het schip was bij levering niet geschikt voor normaal gebruik. Jeroen had terzake de gebreken een mededelingsplicht jegens hem.

 

Beoordeling door de rechtbank

Klachtplicht

 

Jeroen stelt zich op het standpunt dat Sjoerd zijn klachten te laat heeft gemeld, althans niet binnen bekwame tijd na ontdekking of na het tijdstip waarop hij de gebreken redelijkerwijs had kunnen ontdekken. Sjoerd stelt daar tegenover dat het doel, waarvoor de klachtplicht bestaat, niet in gevaar is geweest.

Bij beantwoording van de vraag of in dit geval binnen bekwame tijd is gemeld, moeten alle betrokken belangen en relevante omstandigheden worden meegewogen, waaronder de vraag of Jeroen nadeel lijdt door de lengte van de in acht genomen klachttermijn. In het algemeen is na ontdekking van een gebrek enig onderzoek of beraad geoorloofd.

Het schip is aan Sjoerd geleverd in september 2007. De gebreken heeft Sjoerd ontdekt, toen hij het schip in november 2007 winterklaar maakte. In het najaar van 2008 ontdekte hij dat er water in het schip liep en in het daaropvolgend nader onderzoek merkte hij onder meer dat er roest achter de betimmering zat, waar een plamuurlaag overheen was aangebracht. Op 26 februari 2009 heeft Sjoerd aan Jeroen melding gemaakt van de geconstateerde gebreken.

 

De rechter oordeelt dat Sjoerd te laat is, voor zover de melding in 2009 betrekking heeft op gestelde gebreken die hij heeft ontdekt in november 2007. Een termijn van ruim een jaar sinds het ontdekken is dermate lang, dat niet gezegd kan worden dat Sjoerd binnen bekwame tijd heeft geklaagd in de zin van art. 7:23 BW. Daarbij speelt mede een rol dat Sjoerd deze gebreken heeft hersteld, zodat de aard van de gebreken naar valt aan te nemen niet meer exact is vast te stellen. Gevolg is dat hij geen aanspraak kan maken op de kosten van herstel van het ijzer rond en achter de kabbellatten, daargelaten de vraag of dit klachten betreft die aan een normaal gebruik van het schip in de weg staan.

 

Dat is anders voor de gestelde gebreken die hij in het najaar van 2008 heeft ontdekt. Hoewel er enkele maanden zitten tussen ontdekking en melding, is niet aannemelijk geworden dat Jeroen nadeel lijdt doordat hij daarover niet eerder is geïnformeerd. Deze klachten heeft Sjoerd dan ook niet te laat gemeld.


Non-conformiteit


Sjoerd stelt dat sprake is van forse gebreken aan het schip, waardoor het niet geschikt is om als plezierjacht te worden gebruikt. Deze gebreken waren volgens hem bij regulier onderzoek niet te ontdekken. Jeroen moet op de hoogte zijn geweest van de gebreken, nu hij volgens eigen zeggen in de tien jaren dat hij het schip in eigendom had veel werkzaamheden daaraan heeft verricht. Hij had terzake deze gebreken een mededelingsplicht jegens Sjoerd, maar heeft echter tijdens de bezichtigingen aan Sjoerd meegedeeld dat het schip in zeer goede staat was. Daarmee heeft Jeroen zijn mededelingsplicht geschonden, aldus steeds Sjoerd.

Volgens Jeroen bezat het schip ten tijde van de verkoop de eigenschappen die Sjoerd mocht verwachten, rekening houdend met het feit dat het een antiek metalen zeilschip betreft. Het schip is voorafgaand aan de koop zowel door Sjoerd als door een expert gekeurd. Sjoerd presenteerde zich daarbij als een liefhebber en kenner van (oude) schepen. De door de expert geadviseerde reparaties zijn uitgevoerd. Tijdens die werkzaamheden was Sjoerd aanwezig en heeft hij zelf ook nog allerlei werkzaamheden aan boord verricht. Jeroen heeft de prijs van het schip verlaagd, omdat er sprake was van enig achterstallig onderhoud. Jeroen betwist dat hij zijn mededelingsplicht heeft geschonden en is van mening dat Sjoerd onvoldoende aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan, omdat hij alleen het onderwatergedeelte door een deskundige heeft laten keuren. Jeroen stelt niets te hebben geweten van de gebreken. De gestelde gebreken maken het schip bovendien niet ongeschikt voor pleziervaart.


De rechter oordeelt als volgt. Bij de vraag of sprake is van non-conformiteit en daarmee van een tekortkoming, dient als uitgangspunt het in art. 7:17 BW bepaalde, namelijk dat de zaak niet beantwoordt aan de overeenkomst als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.


Het schip is in 1916 verbouwd tot zeiljacht voor de pleziervaart. Voor dat doel heeft Sjoerd het ook gekocht, zodat hij mag verwachten dat het de eigenschappen bezit die nodig zijn voor gebruik als zeiljacht en aan de aanwezigheid waarvan hij niet hoeft te twijfelen. Daaronder valt in elk geval de eigenschap dat het schip aan de onderzijde waterdicht is. Voor lekkages aan de bovenzijde geldt niet dat elke onvolkomenheid een non-conformiteit in de zin van art. 7:17 BW oplevert, nu dit niet per se tot gevolg heeft dat het schip niet kan worden gebruikt voor de pleziervaart. Los daarvan betekent de enkele omstandigheid dat het schip niet aan de overeenkomst zou beantwoorden, niet dat Jeroen alleen vanwege deze omstandigheid aansprakelijk is voor de daaruit voortgevloeide schade. Voor aansprakelijkheid en schadevergoeding zal, gelet op artikel 7:22 en 6:74 BW tevens sprake moeten zijn van toerekenbaarheid aan de zijde van Jeroen.

De rechter neemt aan dat er sprake is van non-conformiteit, bestaande uit de doorroesting van de romp boven de waterlijn nabij de kluispijp (hierna: het gebrek).


Mededelingsplicht


Voor de vraag in hoeverre op de verkoper een mededelingsplicht rust of op de koper een onderzoeksplicht geldt als vuistregel dat de mededelingsplicht prevaleert boven de onderzoeksplicht.


Het nalaten van eigen onderzoek kan in het algemeen niet aan de koper, ook een onvoorzichtige koper, worden tegengeworpen door de verkoper die heeft gezwegen waar hij had behoren te spreken of die op het bewuste punt inlichtingen heeft verschaft. Soms zal op grond van de omstandigheden van het geval op een koper een onderzoeksplicht rusten, bij niet-naleving waarvan hem geen beroep op de door hem gestelde tekortkoming zal toekomen wanneer de zaak de door hem vermoedde feitelijke eigenschappen niet blijkt te bezitten.

Op Jeroen rustte een mededelingsplicht indien hij wist of had moeten weten van het gebrek. Hij hoeft niet uit eigen beweging elke onvolkomenheid te melden, maar als hem ernaar gevraagd wordt, mag hij daarover geen onjuiste mededelingen doen. Doet hij dat toch dan kan er grond zijn om aan te nemen dat Sjoerd de aanwezigheid van een bepaalde hoedanigheid of de afwezigheid van een bepaald gebrek niet behoeft te betwijfelen. Gaat het om ernstige gebreken die aan een normaal gebruik in de weg staan dan moet de verkoper, indien hij daarvan op de hoogte is, in het algemeen ook ongevraagd daarover mededelingen doen. Jeroen betwist dat hij bekend was met ernstige gebreken.

Jeroen heeft als een goed huisvader op het schip heeft gepast. Hij heeft over het algemeen het gangbare onderhoud bij een schip van deze leeftijd jaarlijks uitgevoerd en in aanvulling daarop een aantal structurele verbeteringen aangebracht. Dit wordt door Sjoerd niet betwist.

 

Sjoerd heeft onvoldoende gesteld op grond waarvan de rechter zou moeten aannemen dat Jeroen van de intering van de romp geweten heeft of had moeten weten en daarvan mededeling had moeten doen. Dit brengt de rechter tot het oordeel dat van schending van de mededelingsplicht door Jeroen geen sprake is.


Onderzoeksplicht


De rechter stelt voorop dat het hier gaat om de aankoop van een meer dan honderd jaar oud, antiek, metalen zeilschip, blijkens de koopovereenkomst een varend monument. Daarvan  kan, zoals Sjoerd zelf ook heeft opgemerkt, worden verwacht dat het niet geheel vrij van gebreken is. Sjoerd had tot op zekere hoogte rekening te houden met door slijtage en door gebruik van verouderde materialen en technieken bestaande gebreken, ook al waren deze gebreken ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet direct zichtbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat metaal kan gaan roesten, zeker als het veelvuldig met water in aanraking komt. Ter zitting heeft Sjoerd verklaard dat Jeroen hem had gezegd dat hij iets kocht dat veel onderhoud zou kosten. Gelet op deze omstandigheden geldt voor Sjoerd dan ook een ruime onderzoeksplicht.

Hoewel Sjoerd het onderwaterschip voorafgaand aan de koop door een expert heeft laten onderzoeken, heeft hij dat niet gedaan met het bovenwaterschip. Ook niet nadat de expert voor het onderwaterschip een aantal reparaties adviseerde, waaronder het aanbrengen van extra vlakbeplating. Het bovenwaterschip heeft Sjoerd zelf geïnspecteerd, waarbij zij opgemerkt dat hij zichzelf deskundig acht op dit gebied. Bij dit onderzoek is het gebrek aan de romp niet aan het licht gekomen. Eerst nadat Sjoerd in het najaar van 2008, ruim een jaar na aankoop, het schip uitgebreider is gaan inspecteren en daarbij betimmering en plamuur heeft verwijderd, is dit gebrek geconstateerd.

De rechter neemt aan dat bij een volledige aankoopinspectie door een expert het gebrek wel aan het licht was gekomen.

 

Indien Sjoerd de aanwezigheid van gebreken als het onderhavige gebrek aan de romp had willen uitsluiten, dan had hij een volledig deskundig onderzoek moeten laten doen naar de algehele staat van het schip ofwel een uitdrukkelijke garantie moeten bedingen. Sjoerd heeft ervoor gekozen de aankoopkeuring door de expert te beperken tot het onderwatergedeelte en heeft gemeend voldoende deskundigheid te bezitten om het bovenwatergedeelte zelf te onderzoeken. Deze keuze komt voor zijn risico.

 

Evenmin heeft Sjoerd een uitdrukkelijke garantie of een voorbehoud bedongen. Het feit dat Jeroen tegen hem heeft gezegd dat het schip in zeer goede staat verkeerde doet aan het hiervoor overwogene niet af. Immers hij heeft moeten begrijpen dat een dergelijke mededeling niet meer was dan een mededeling van algemene aard. De rechter beschouwt die als een aanprijzing, waaraan Sjoerd geen garantie kan ontlenen.

 

Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het nalaten van deskundig onderzoek aan Sjoerd kan worden tegengeworpen, zodat hem geen beroep op non-conformiteit toekomt.


Dit betekent dat de vorderingen van Sjoerd zullen worden afgewezen.

 

home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.