Ongerechtvaardigde verrijking
X heeft als controller / administrateur bij Tyco stelselmatig bedragen verduisterd, tot in totaal ruim € 1.500.000,00. In 2007 is X door de politie en het Openbaar Ministerie als verdachte aangemerkt.
Het Openbaar Ministerie heeft eind november 2007 conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Rabobank ten laste van X. De Rabobank heeft een verklaring afgegeven waarbij is vastgesteld dat het beslag doel heeft getroffen tot € 418.734,10. Voorts heeft Tyco in december 2007 conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Rabobank ten laste van X.
In het voorjaar van 2008 heeft Tyco met X een schikking getroffen voor € 650.000,00. Dit bedrag is door een derde aan Tyco betaald. Na ontvangst van de betaling heeft Tyco de Rabobank in april 2008 medegedeeld dat het door haar gelegde conservatoir derdenbeslag kan worden opgeheven. De Rabobank heeft hierop de bankrekeningen van X vrijgegeven.
In de loop van 2009 ontdekte de Rabobank dat zij abusievelijk is overgegaan tot vrijgave van de bankrekeningen, terwijl op de bankrekeningen nog een strafrechtelijk beslag rustte van het Openbaar Ministerie.
Op 1 maart 2012 is het conservatoir derdenbeslag van het Openbaar Ministerie omgezet in een executoriaal strafrechtelijk beslag. Het Openbaar Ministerie heeft afdracht gevorderd van de gelden die onder het conservatoir beslag vielen.
Door de eerdere vrijgave van de bankrekeningen bevonden deze gelden zich echter niet meer op de bankrekening. De Rabobank heeft uit eigen middelen zorggedragen voor betaling van € 435.051,89 aan het Openbaar Ministerie.
Rabobank vordert voor de Rechtbank dat X wordt veroordeeld tot betaling van € 435.051,89.
Beoordeling door de rechter
Rabobank stelt op het standpunt dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van X.
Ten aanzien van deze grondslag van de vordering van Rabobank overweegt de rechtbank als volgt.
In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of sprake is van een verrijking aan de zijde van X.
Voor de rechtbank staat vast dat het Openbaar Ministerie de tegoeden van X had aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel en dat het Openbaar Ministerie na toewijzing van haar ontnemingsvordering deze tegoeden zou afnemen.
Door de vergissing van de Rabobank kon X echter vrij beschikken over haar positieve saldi op haar bankrekening. Toen vervolgens het Openbaar Ministerie haar beslag wilde uitwinnen heeft de Rabobank de vordering van het Openbaar Ministerie betaald. Als de Rabobank haar vergissing niet had gemaakt, had X niet vrijelijk over haar tegoeden kunnen beschikken en was dit vermogen afgenomen door het Openbaar Ministerie. Met de betaling aan het Openbaar Ministerie heeft de Rabobank de vordering voldaan, die eigenlijk ten laste van het vermogen van X had moeten komen. Naar het oordeel van de rechtbank is X dan ook verrijkt door de betaling van de Rabobank aan het Openbaar Ministerie. Als onbetwist staat vast dat de verrijking van X ongerechtvaardigd is en dat de Rabobank door haar betaling aan het Openbaar Ministerie is verarmd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat sprake is van een voldoende verband tussen de verrijking van X en de verarming van de Rabobank. De Rabobank heeft immers de vordering van het Openbaar Ministerie voldaan, die anders ten laste van het vermogen van X zou zijn gekomen.
Zorgplicht
Ten aanzien van de door X gestelde tekortkoming van de Rabobank met betrekking tot de op de Rabobank rustende zorgplicht, overweegt de rechtbank als volgt. Door de vergissing van de Rabobank de bankrekening vrij te geven, ondanks het strafrechtelijk derdenbeslag, heeft de Rabobank onjuist gehandeld ten aanzien van het Openbaar Ministerie als beslaglegger.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze vergissing niet is aan te merken als een schending van de zorgplicht jegens X. Ook de betaling van de Rabobank aan het Openbaar Ministerie kan niet als zodanig worden aangemerkt.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van X ten koste van de Rabobank, op grond waarvan X gehouden is tot vergoeding van de schade van de Rabobank tot het bedrag waarvoor X is verrijkt. De verrijking stelt de rechtbank gelijk aan de kosten die door de Rabobank zijn gedragen en die anders ten laste van het vermogen van X waren gekomen. De rechtbank zal X dan ook veroordelen tot betaling van een bedrag van € 435.051,89.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2013:CA2982