Vordering nodeloos veroorzaakte proceskosten afgewezen
Eiser vordert voor de kantonrechter dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 1.140,30, en de veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
Na dagvaarding, maar voor de eerst dienende dag, heeft gedaagde een bedrag van € 1.238,79 aan eiser betaald. Dit bedrag is hoger dan het gevorderde bedrag van € 1.140,30.
Eiser maakt hierdoor alleen nog aanspraak op (het restant van) de proceskosten. Gedaagde betwist die proceskosten verschuldigd te zijn.
Gedaagde verkeerde in de veronderstelling dat hij met zijn betaling zowel de hoofdsom als alle bijkomende kosten had voldaan en dat de procedure daarmee tot een einde zou komen. Gedaagde heeft dit met zoveel woorden aan de incassogemachtigde van eiser gemeld.
Gedaagde heeft hierbij geen rekening gehouden met de proceskosten van eiser tot dat moment.
Oordeel kantonrechter
Aangezien de betaling door gedaagde en het hierboven genoemde e-mailbericht duidelijke aanwijzingen vormden dat gedaagde het niet op een procedure wilde laten aankomen, had het redelijkerwijs op de weg van de gemachtigde van eiser gelegen om gedaagde op de proceskosten tot dat moment te wijzen. Dit heeft de gemachtigde van eiser nagelaten.
Dit vormt reden om het griffierecht en het salaris voor de gemachtigde voor het opstellen van de conclusie van repliek aan te merken als nodeloos veroorzaakte kosten die voor rekening van eiser moeten blijven.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. De volledige uitspraak is te vinden:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2021:3537&showbutton=true