Ex - echtgenoten dienen de last van ten onrechte ontvangen PGB gelden voor de helft te dragen
Partijen waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
Voor hun zoon, die een stofwisselingsziekte heeft, ontvingen partijen een zogenaamd persoonsgebonden budget van een Zorgkantoor.
De maandelijkse bedragen op verzoek van gedaagde en met medeweten van eiser gestort op de bankrekening van gedaagde.
Op 13 april 2009 heeft gedaagde de echtelijke woning verlaten.
Op 14 april 2009 heeft gedaagde een bedrag van € 4.500,- opgenomen van haar bankrekening.
Op 4 mei 2009 heeft gedaagde een bedrag van € 8.000,- overgeschreven vanaf haar bankrekening naar een andere bankrekening van haar.
Op 2 augustus 2010 is de beschikking tot echtscheiding uitgesproken.
Volgens eiser heeft gedaagde het PGB voorschot ten onrechte heeft aangewend voor eigen gebruik. Het PGB voorschot is niet aangewend voor de zorg voor hun zoon, als gevolg waarvan eiser niet in staat was om aan het Zorgkantoor verantwoording af te leggen. Om die reden werd hij geconfronteerd met een terugvordering door het Zorgkantoor. Eiser heeft inmiddels de schuld aan het Zorgkantoor afbetaald.
Eiser was van mening dat hij deze last niet alleen hoefde te dragen en vorderde voor de rechtbank de helft van dit bedrag van gedaagde terug.
Beoordeling
Tussen partijen is niet in geschil dat het PGB voorschot in de huwelijksgemeenschap valt.
Eiser heeft naar voren gebracht dat hij recht heeft op vergoeding van de helft van de schuld die door hem is betaald aan het Zorgkantoor. Nu niet in geschil is dat de schuld aan het Zorgkantoor is ontstaan ten tijde van het huwelijk, is de rechtbank van oordeel dat deze schuld is aan te merken als een gemeenschapsschuld. In beginsel draagt ieder de helft van de schuld. De echtgenoot die een schuld voor een groter deel heeft voldaan dan met zijn draagplicht overeenstemt heeft voor het meerdere verhaal tegen de andere echtgenoot. Dit betekent dat eiser terecht de helft van het door hem betaalde bedrag van gedaagde vordert.
Uit de rekeningafschriften blijkt dat eiserin totaal een bedrag van € 10.864,74 aan het Zorgkantoor heeft betaald. Voorgaande betekent dat gedaagde gehouden is om de helft van dat bedrag, zijnde € 5.432,37, aan eiser te betalen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2013:4122