Partnerbijdrage: hoogte en duur

 

Partijen waren met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 27 oktober 2009 is ontbonden.

 

In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de man een partnerbijdrage van   € 525,00 per maand aan de vrouw dient te voldoen.

 

 

Op 6 februari 2013 is dit gewijzigd in € 357,00 per maand.

 

Verzoek vrouw

 

De vrouw verzoekt de op 6 februari 2013 vastgestelde partnerbijdrage met ingang van 3 april 2015 te wijzigen naar € 600,00 per maand.

 

Verzoek man

 

De man verzoekt om te bepalen dat de door hem te betalen partnerbijdrage gelimiteerd wordt tot één jaar na de datum van de te geven beschikking.

 

Beoordeling door de rechtbank

Duur partnerbijdrage

 

De man is van mening dat hij voldoende lang, te weten vanaf oktober 2009 tot heden, een partnerbijdrage aan de vrouw heeft betaald. De vrouw moet inmiddels geacht worden in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien en bovendien is de huwelijksgerelateerde behoefte verbleekt. Er zijn geen opgroeiende kinderen meer en ook de maatschappelijke opvattingen omtrent de duur van de bijdrage in het levensonderhoud na echtscheiding en de wetsvoorstellen waarin de duur van de alimentatie beperkt wordt tot 5 jaar, maken volgens de man dat de door hem verzochte limitering van de termijn redelijk is.

 

De vrouw stelt dat iedere grond ontbreekt voor het limiteren van de termijn.

 

De rechtbank stelt vast dat de onderhoudsverplichting van de man op van rechtswege eindigt na het verstrijken van een termijn van 12 jaar na datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijk stand. De rechter kan op verzoek van één van de echtgenoten een uitkering tot levensonderhoud vaststellen onder vaststelling van een termijn. Wegens het ingrijpende karakter van een definitieve beëindiging van een onderhoudsverplichting worden hoge eisen gesteld aan de stelplicht van een alimentatieplichtige en aan de motivering van de rechter.

 

De rechtbank ziet geen aanleiding om de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw op dit moment in tijdsduur te beperken. Hierbij acht de rechtbank van belang dat partijen bijna 28 jaar gehuwd zijn geweest, dat tijdens het huwelijk sprake was van een traditionele rolverdeling en dat partijen pas (ruim) 6 jaar zijn gescheiden. Voorts slaat de rechtbank acht op de inspanningen van de vrouw om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De verzoeken van de man tot limitering van de partnerbijdrage zal de rechtbank dan ook afwijzen.

 

Verhoging partnerbijdrage

 

De vrouw voert als grond voor haar verzoek aan dat er een wijziging is opgetreden in haar situatie. Zij is wegens een reorganisatie in de zorg haar baan kwijtgeraakt en is sinds april 2015 aangewezen op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet. Als gevolg van haar gedaalde inkomen heeft de vrouw behoefte aan een hogere partnerbijdrage.

 

Het door de vrouw aangevoerde levert naar het oordeel van de rechtbank een relevante wijziging van omstandigheden op die een nieuwe beoordeling van de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw rechtvaardigt.

 

De grondslag voor een partnerbijdrage is de door het huwelijk tussen echtgenoten ontstane lotsverbondenheid. Naarmate partijen langer uit elkaar zijn, heeft dit tot gevolg dat de lotsverbondenheid afneemt en dat van de onderhoudsgerechtigde verwacht mag worden dat zij zich zal inspannen om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.

 

De rechtbank is van oordeel dat de vrouw zich voldoende inspant om in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Na de echtscheiding heeft de vrouw een opleiding tot helpende plus in de zorg gevolgd en tot voor kort was zij voor 20 tot 28 uur per week werkzaam als helpende plus. Als gevolg van een reorganisatie is de vrouw haar baan kwijtgeraakt en sinds 3 april 2015 ontvangt zij een werkloosheidsuitkering. Teneinde haar uitkering te behouden heeft de vrouw een sollicitatieplicht en in dit verband is door de vrouw een uitdraai van haar sollicitaties overlegd. De rechtbank acht het gelet hierop aannemelijk dat de vrouw zich voldoende inzet om weer inkomsten uit arbeid te verkrijgen. Het voorgaande in aanmerking genomen is naar het oordeel van de rechtbank de aanvullende behoefte van de vrouw aan een partnerbijdrage nog immer aanwezig.

 

Gezien het tijdsverloop na de echtscheiding acht de rechtbank het echter niet reëel dat de aanvullende behoefte van de vrouw nog steeds volledig wordt bepaald door de welstand van partijen gedurende de huwelijkse staat. De rechtbank acht het dan ook niet redelijk dat de teruggelopen inkomsten van de vrouw volledig door de man opgevangen moeten worden.

 

Het voorgaande in overweging nemende ziet de rechtbank aanleiding om de bij beschikking van deze rechtbank van 6 februari 2013 vastgestelde partnerbijdrage in stand te laten. Het verzoek van de vrouw tot verhoging van de partnerbijdrage zal dan ook worden afgewezen.

 

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2016:1474

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.