Vordering loondoorbetaling toegewezen.
[eiser] is sedert 1 april 2011 in dienst bij X-Flow, aanvankelijk in de functie van productiemedewerker en per 1 september 2012 in de functie van teamleider Filtrix.
[eiser] is op 6 februari 2014 op non-actief gesteld en bij brief van 13 februari 2014 op staande voet ontslagen.
Aan dat ontslag op staande voet is de navolgende reden ten grondslag gelegd, zo blijkt uit die brief:
“Uit een door beveiligingsbedrijf RJ Security verricht onderzoek is gebleken dat u kennis had van het feit dat één of meerdere werknemer(s) betrokken was c.q. waren bij één of meerdere malen ontvreemden c.q. wegnemen van één of meerdere goed(eren) toebehorend aan X-Flow B.V. dan wel een gelieerde onderneming. U heeft deze kennis niet met ons gedeeld, terwijl wij dat wel van U hadden mogen verwachten.”
[eiser] ontkent dat hij van één en ander op de hoogte was.
De vordering in kort geding
[eiser] vordert X-Flow te veroordelen tot betaling van het salaris.
Beoordeling door de kantonrechter
De kantonrechter overweegt dat het spoedeisend belang van [eiser] voldoende aannemelijk is. [eiser] heeft immers geen salaris meer ontvangen.
De kantonrechter overweegt dat vooropgesteld dient te worden dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
Dringende reden
Allereerst zal de kantonrechter de dringende reden bespreken. In het algemeen is de kantonrechter de mening toegedaan dat het gebeuren, zoals door X-Flow gesteld en zoals dit voort vloeit uit de hiervoor geciteerde afgelegde verklaring van de heer [W], ontegenzeggelijk een dringende reden oplevert. Een leidinggevende behoort de directie van het bedrijf op de hoogte te stellen van voornemens tot inbraak bij datzelfde bedrijf en ook van kennis over de daders van die inbraken.
Het geschil tussen partijen spitst zich echter toe op de vraag of [eiser] wetenschap had van vervreemding van goederen van X-Flow door medewerkers en hij deze kennis niet heeft gedeeld met X-Flow.
Belastende verklaring
De stukken nader analyserende, moet [eiser] worden toegegeven dat er slechts één persoon is die een belastende verklaring over hem aflegt. Als die verklaring ook nog eens onder de loep wordt gelegd, dan valt op dat die verklaring van de heer [W] op belangrijke punten onvoldoende belastend is:
De heer [W] verklaart immers onder meer:
[X] zei toen dat hij die spullen weg wilde gaan halen en dat ik hem daarbij moest helpen. Ik dacht dat hij wat aan het ouwehoeren was en deed daaraan mee. Ik moest er wel om lachen. Mijn leidinggevende [eiser] was er ook bij en hij ouwehoerde ook mee. Op een dag zei [X] dat hij die week de spullen wilde weghalen en hij zei dat ik mee moest doen. Ik schrok daarvan want ik dacht echt dat het gewoon dollen was van hem. [X] zette mij vreselijk onder druk. Ik wilde helemaal niet meedoen, ik heb nog nooit wat gestolen en zou dat ook nooit doen. [X] dwong mij, ik kon er helemaal niet onder uit. [eiser] wist ervan, maar hij wilde er niets mee te maken hebben. [eiser] wist van beide inbraken af.
In feite zegt hij daar dat [eiser] aanwezig is geweest bij het ouwehoeren over een inbraak bij de werkgever, welk ouwehoeren door twee van de drie deelnemers niet serieus werd genomen. De twee laatste zinnen van bovengenoemde verklaring intrigeren helemaal: op welk moment heeft wie die kennis over de twee inbraken dan met [eiser] gedeeld? Daarover zwijgt [W]. Uiteraard is het mogelijk dat de interviewers hem dat niet hebben gevraagd, maar opmerkelijk is het wel. Deze wetenschap en/of kennis van het gebeuren vormt de basis voor het ontslag op staande voet en bij gebreke daarvan lijkt deze zaak bewijstechnisch niet zo sterk te zijn.
Een aantal alinea’s verder verklaart de heer [W]:
Ik heb van dit geld € 200,-- aan [eiser] gegeven, omdat hij in de financiële problemen zat. Dat ik dat heb gedaan had niets met de inbraken te maken. Ik heb hem wel gezegd dat ik het geld voor de inbraak had gekregen.
Ook deze verklaring is tenminste merkwaardig: als het geven van dat geld niets te maken had met de inbraken, dan is het volstrekt onzinnig om te melden dat het gegeven geld van diefstal afkomstig was. Als het waar is wat [W] zegt, dan was dat geld ongetwijfeld bedoeld om [eiser] te bewegen zijn mond te houden. Eigenlijk zegt [W] dat ook wel in zijn verklaring tussen de regels door.
Conclusie kantonrechter
Bovenstaande brengt de kantonrechter tot de conclusie dat vooralsnog niet met een grote mate van zekerheid kan worden ingeschat dat X-Flow in een nog te voeren bodemprocedure zal slagen in de op haar rustende bewijslast van het zich voordoen van de gestelde dringende reden.
Dit brengt met zich mee dat X-Flow gehouden is om vooralsnog het salaris van [eiser] door te betalen, ondanks haar bezwaren daartegen en het restitutiegevaar. Vooralsnog lijken de beschuldigingen richting [eiser] te dun om het ontslag op staande voet te kunnen dragen en in die situatie moet de werknemer tenminste het voordeel van de twijfel hebben.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2014:1422