Kort geding. Vordering tot betaling geldsom.
Partijen hebben op 1 juli 2005 een distributieovereenkomst gesloten. Op basis van deze overeenkomst heeft Giant Europe fietsen, frames en accessoires aan Giant Italia verkocht ten behoeve van wederverkoop in Italië.
Partijen zijn een betalingstermijn van 60 dagen na factuurdatum overeengekomen. Vervolgens hebben partijen gedurende de looptijd van de distributieovereenkomst afwijkende betalingsvoorwaarden afgesproken. Reden voor de afwijkende betalingsvoorwaarden was aanvankelijk om te voorzien in de kennelijk in Italië gebruikelijke zeer ruime betalingstermijnen van 90 dagen na factuurdatum die Giant Italia hanteerde tegenover haar afnemers.
Eind december 2013 heeft Giant Europe de leveringen opgeschort met als reden het onbetaald laten van facturen door Giant Italia.
Vordering
Giant Europe vordert in kort geding veroordeling van Giant Italia primair tot betaling van € 1.068.980,84.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen van Giant Europe de toets niet kunnen doorstaan. Daarbij wordt het volgende overwogen.
Giant Italia heeft onder andere aangevoerd dat zij schade heeft geleden doordat Giant Europe haar leveringen aan Giant Italia in december 2013 ten onrechte heeft opgeschort. Zij heeft daartoe gesteld dat partijen, in aanloop naar de omzetting van de distributieovereenkomst naar een agentuurovereenkomst, voor de afname en levering van producten van seizoen 2014 nieuwe voorwaarden zijn overeengekomen, te weten een betalingstermijn van 90 dagen. Volgens Giant Italia was ten tijde van het inroepen van het opschortingsrecht door Giant Europe de betalingstermijn nog niet verstreken, zodat Giant Europe ten onrechte de leveringen heeft opgeschort.
Giant Europe heeft daartegen aangevoerd dat partijen weliswaar een betalingstermijn van 90 dagen hadden afgesproken maar dat voor het seizoen 2014 de regeling over de kredietlimiet tussen partijen nog steeds bestond. Zij heeft echter geen inzicht gegeven in de specifieke reden van de opschorting.
Volgens Giant Italia was de kredietlimiet geen onderdeel van de nieuwe voorwaarden voor de levering van seizoen 2014.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan gelet op hetgeen Giant Italia gemotiveerd en gedocumenteerd heeft gesteld thans niet worden aangenomen dat de verweren feitelijke grondslag missen. Een oordeel over de vraag of Giant Europe in december 2013 al dan niet ten onrechte de leveringen heeft opgeschort en of Giant Italia eventueel recht op schadevergoeding heeft, vergt een uitgebreid (feiten-)onderzoek, waarvoor de aard van een kort geding zich niet leent.
In het licht van het vorenstaande worden hogere eisen gesteld aan de spoedeisendheid. Giant Europe heeft de spoedeisendheid slechts onderbouwd met de stelling dat zij nu haar rechten zeker wenst te stellen omdat de financiële positie van Giant Italia slecht is. De vrees van Giant Europe voor die slechte financiële positie van Giant Italia rechtvaardigt de spoedeisendheid echter niet voldoende daar niet valt in te zien dat bij een toewijzend vonnis in kort geding de kans op verhaal groter zal zijn. Het tegenovergestelde lijkt eerder in de rede te liggen omdat op een dergelijk vonnis volgende executiemaatregelen tot een algehele toestand van insolventie zouden kunnen leiden, zoals van de zijde van Giant Italia ook aangegeven.
De vordering zal derhalve worden afgewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2014:4275