Geen koop op proef
Hanjin stuurt Pieterse - zonder voorafgaand verzoek van Pieterse – een toetsenbord en een muis. Pieterse tekent voor ontvangst van producten. Vervolgens stuurt Pieterse de producten naar Hanjin terug, maar deze worden niet door Hanjin ontvangen.
Vraag is: moet Pieterse voor deze producten betalen?
Overwegingen rechter
In tegenstelling tot hetgeen Hanjin beweert, kan het toezenden van producten in beginsel niet gekwalificeerd worden als een onderdeel van een koop op proef. Er ontbreekt een uitnodiging tot het doen van een aanbod-
De stelling van Hanjin dat Pieterse “toestemming heeft gegeven voor de ontvangst van de producten”, wordt derhalve als onvoldoende ter zake doende gepasseerd, nu het in ontvangst nemen van de producten niet gelijk te stellen is met het aanvaarden van een door Hanjin gedaan aanbod.
Er is slechts sprake geweest van een (eenzijdig) aanbod van Hanjin tot het verkopen van enkele producten. Tussen partijen had eerst dan een overeenkomst tot stand gekomen moeten zijn, indien Pieterse dit door Hanjin gedane aanbod op enigerlei wijze, maar wel ondubbelzinnig, had aanvaard.
Pieterse heeft echter uitdrukkelijk betwist dat zij dit aanbod heeft aanvaard én dat er een signaal van haar kant (een uitnodiging) aan de toezending voorafgegaan is.
Hanjin stelt zich slechts op het standpunt dat door het niet naar het juiste adres retourneren van de producten de “koop op proef” op grond van de door haar gehanteerde “Algemene Voorwaarden” is omgezet in een “definitieve koopovereenkomst”.
Deze redenering overtuigt de rechter het geheel niet. Bij gebreke van ondubbelzinnige wilsovereenstemming kan geen sprake zijn van totstandkoming van een overeenkomst, laat staan dat die (fictieve) overeenkomst ook nog eens beheerst wordt door (algemene) voorwaarden waaromtrent een der “partijen” zich in het geheel niet heeft uitgelaten of zelfs maar heeft kunnen uitlaten.
Tussen Hanjin en Pieterse zijn noch afspraken over te kopen en te betalen “producten” gemaakt noch – laat staan los van of voorafgaand aan die koop - afspraken over voorwaarden die tussen hen te gelden zouden hebben.
Hanjin draait de zaken volledig om door te stellen dat op grond van haar “Algemene Voorwaarden” een overeenkomst tot stand is gekomen. Hanjin was immers verplicht eerst het ontstaan en bestaan van een contractuele gebondenheid van Pieterse te bewijzen, alvorens te kunnen stellen en onderbouwen dat algemene voorwaarden van toepassing waren op deze contractuele relatie.
Hanjin betoogt dat, nu Pieterse voor ontvangst heeft getekend, het risico voor de “producten” op Pieterse rusten vanaf het moment dat deze ongevraagd door haar zijn ontvangen. Nu er volgens de rechter sprake is van een aanbod, maar nog niet van een aanvaarding daarvan, komt de schade wegens verlies van bij dit aanbod behorende “producten” voor rekening van de partij die het aanbod heeft gedaan. In dit geval Hanjin. Zoals eerder overwogen is, houdt het tekenen voor ontvangst van producten niet in dat er sprake is van aanvaarding van enig aanbod.
Nu Pieterse het door Hanjin gedane aanbod blijkbaar nimmer heeft aanvaard, is dit risico derhalve niet op haar overgegaan en dient ontstane schade wegens “verdwijning” van een of meer zaken voor rekening en risico van Hanjin te blijven.
Uitspraak rechter
De rechter wijst de vordering van Hanjin af en veroordeelt Hanjin tot betaling van de proceskosten.