Klachtplicht, belangenafweging
Peter heeft in de woning van Rob een muur behangen voor de overeengekomen prijs van € 100,00, welk bedrag Rob aan Peter heeft betaald.
Op de betreffende muur is een centraal bedieningspaneel van een alarminstallatie bevestigd. De alarminstallatie is door Rob op 5 december 2013 om 7.14 uur uitgeschakeld. Peter heeft die dag het bedieningspaneel gedemonteerd en later teruggeplaatst op de muur.
Begin februari 2014 heeft Rob zich tot Peter gewend met de mededeling dat Rob bij het demonteren van het bedieningspaneel schade zou hebben veroorzaakt. Per e-mail van 10 februari 2014 verzocht Rob Peter om de reparatiekosten van de alarminstallatie te vergoeden.
Peter weigerde dit bedrag te betalen, en daarom besloot Rob hem te dagvaarden voor het kantongerecht (red).
Het geschil
Rob heeft gevorderd Peter te
veroordelen aan hem te betalen € 1.000,00.
Beoordeling door de kantonrechter
Een schuldeiser kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft
ontdekt, of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd. Deze klachtplicht vloeit voort uit artikel 6:89 BW, dat door de Hoge Raad van toepassing is
verklaard op alle verbintenissen.
De vraag of binnen bekwame tijd is geklaagd, moet worden beantwoord aan de hand van alle relevante omstandigheden, waaronder de vraag of - in dit geval - Peter nadeel lijdt door de lengte van de in acht genomen klachttermijn.
Hierbij is de ratio van het wetsartikel van belang, namelijk de bescherming van de aannemer tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten.
Daarbij komt nog dat de aannemer er niet al te lang na het verrichten van zijn prestatie op moet kunnen vertrouwen dat hij met zijn prestatie volledig gekweten is. Indien niet tijdig geklaagd wordt, verliest de schuldeiser zijn rechten en bevoegdheden. Een vaste termijn kan hierbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt.
Belangen van Peter
In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat de belangen van Peter zijn geschaad. Hij overweegt daartoe het volgende. Uitgegaan kan worden van relatief eenvoudige werkzaamheden, namelijk het behangen van één muur voor een overeengekomen bedrag van € 100,00.
Weliswaar is niet duidelijk of Rob aanwezig was bij het (de)monteren van het bedieningspaneel op 5 december 2013, maar vast staat dat hij diezelfde dag bekend is geworden met het niet (juist) functioneren van de alarminstallatie en dat het alarminstallatiebedrijf die dag langs is geweest om polshoogte te nemen van het niet (juist) functioneren van de installatie.
Daarnaast blijkt uit de stukken dat Rob pas in februari 2014 heeft geklaagd bij Peter. De alarminstallatie was toen al hersteld. Door pas te klagen nadat de reparatie aan de alarminstallatie was uitgevoerd, heeft Rob Peter in zijn positie benadeeld.
Daarnaast is in casu sprake van een aannemingsovereenkomst. Daarvoor geldt (blijkens artikel 7:759 BW) dat de opdrachtgever bij eventuele gebreken aan de aannemer de gelegenheid moet geven die gebreken binnen een redelijke termijn op te lossen. Ook dit heeft Rob verzuimd.
Gezien het voorgaande heeft Rob zijn rechten en bevoegdheden om de schade te verhalen op Peter verloren.
De gevorderde € 1.000,00 zal dan ook worden afgewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de namen Peter en Rob zijn in verband met de leesbaarheid van het artikel gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2015:7887