Rechter oordeelt dat ING na diefstal auto terecht niet uitkeert
[eiseres] en [echtgenoot eiseres] hebben meerdere malen verzekeringen afgesloten bij ING en haar rechtsvoorgangers en/of aan ING gelieerde vennootschappen.
Bij brief van 14 juni 2005 heeft Postbank Schadeverzekering N.V. naar aanleiding van de schademelding betreffende waterschade aan [echtgenoot eiseres] laten weten: “Ook hebben wij uit het expertiserapport geconcludeerd dat u, om een schadevergoeding te krijgen, liegt over de toedracht en zelfs een nota laat vervalsen. Na uw tegenstrijdige verklaring over de toedracht en het laten vervalsen van de reparatienota concluderen wij dat u als verzekerde niet aan uw verplichtingen heeft voldaan. Wij zullen daarom niet tot schadevergoeding overgaan. Doordat u niet voldaan heeft aan uw verplichtingen als verzekerde vinden wij dat onze vertrouwensrelatie is geschaad. Wij willen daarom gebruik maken van ons recht om uw WoonZekerheidpakket binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief te beëindigen. Wij willen u in de toekomst ook niet meer als verzekerde accepteren. Daarom nemen wij uw persoonsgegevens op in de incidentenregistratie van ING verzekeringen N.V. Mocht in de toekomst blijken dat er toch een verzekeringsovereenkomst door u is afgesloten met ons, dan zullen wij ons op verzwijging beroepen, waardoor de eventueel afgesloten verzekering nietig wordt verklaard.”
Op 31 augustus 2009 heeft [eiseres] telefonisch een autoverzekering bij ING aangevraagd voor een Nissan Micra. Op het polisblad is [eiseres] als regelmatig bestuurder vermeld.
Op 26 september 2011 heeft [eiseres] aan ING laten weten dat zij het kenteken [Kenteken Micra] wilde vervangen door het kenteken [kenteken Jetta]. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij de regelmatige bestuurder van de auto was. Hiervoor is een nieuw polisblad afgegeven.
Het kenteken van voornoemde Volkswagen Jetta heeft steeds op naam van [echtgenoot eiseres] gestaan.
In de polissen van voormelde autoverzekeringen is opgenomen: “Uit de door verzekeraar ontvangen gegevens blijkt dat verzekeringnemer heeft verklaard dat, ten aanzien van – verzekeringnemer, - personen met wie verzekeringnemer in gezinsverband samenwoont, - andere belanghebbenden bij de verzekering(en) en indien sprake is van motorrijtuigenverzekering(en) – regelmatige bestuurder(s) van het (de) motorrijtuig(en), gedurende 8 jaar voorafgaande aan de datum waarop deze verzekering(en) is (zijn) aangevraagd b. door een verzekeringsmaatschappij niet enige vorm van verzekering is geweigerd of opgezegd en er geen beperkende voorwaarden of verhoogde premies zijn aangekondigd dan wel verplicht gesteld;”
Op 12 december 2011 is bij ING gemeld dat de Volkswagen Jetta tussen 26 en 27 oktober 2011 was gestolen. [echtgenoot eiseres] heeft op 12 december 2011 aangifte van voormelde diefstal gedaan bij de politie.
Bij brief van 19 april 2012 heeft ING de claim van [eiseres] betreffende de diefstal afgewezen wegens het bewust niet-nakomen van de mededelingsplicht bij het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst.
Vordering van eiseres
[eiseres] vordert (samengevat) veroordeling van ING tot betaling van € 9.750,-
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij bij ING was verzekerd voor onder meer diefstal van een auto. Die auto is gestolen maar ING weigert op onterechte gronden de uit die verzekering voortvloeiende uitkering te voldoen.
Verweer van ING
ING betwist de vordering. Zij voert aan dat zij niet gehouden is dekking te verlenen omdat [eiseres] niet heeft voldaan aan de op haar rustende mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering. [eiseres] heeft immers, hoewel daar uitdrukkelijk naar is gevraagd, nagelaten aan ING te melden dat aan haar echtgenoot tot twee maal toe een verzekering is opgezegd, één maal wegens het geven van een verkeerde voorstelling van zaken en het vervalsen van een factuur en één maal wegens wanbetaling. Nu expliciet naar dergelijke feiten is gevraagd, wist [eiseres] dat deze gegevens voor ING van belang waren. ING zou de verzekering niet zijn aangegaan indien zij van die feiten op de hoogte zou zijn geweest.
De beoordeling door de kantonrechter
Vast staat dat [eiseres] bij ING was verzekerd tegen diefstal van een Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken Jetta], welke auto in oktober 2011 is gestolen. Op grond hiervan is ING in beginsel gehouden tot uitkering van de verzekering. ING beroept zich echter op het bepaalde in artikel 7:930 BW, op grond waarvan zij niet gehouden is tot uitkering indien de verzekerde heeft nagelaten voor de verzekeraar relevante gegevens te vermelden en de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben afgesloten.
Het beroep van ING op voormeld artikel slaagt. Daarvoor is het volgende redengevend. In de schriftelijke bevestiging van de verzekering voor de Volkswagen Jetta is als verklaring van [eiseres] vermeld dat noch ten aanzien van personen met wie zij in gezinsverband samen woont (zoals haar echtgenoot) noch ten aanzien van de regelmatige bestuurder van de betreffende auto (zoals wederom haar echtgenoot) ooit een verzekering door de verzekeringsmaatschappij is opgezegd. Voor zover [eiseres] zulks al niet telefonisch, bij het afsluiten van de overeenkomst, expliciet had verklaard, is gesteld noch gebleken dat zij naar aanleiding van deze schriftelijke bevestiging ING nog nader heeft geïnformeerd. Vast staat voorts dat ten aanzien van haar echtgenoot tot twee maal toe een verzekering is opgezegd.
Daarbij is van belang dat de verzekeraar bij de eerste beëindiging van de verzekering met zoveel woorden heeft laten weten dat [echtgenoot eiseres] ook in de toekomst niet meer als verzekerde zou worden geaccepteerd en dat [echtgenoot eiseres], tevergeefs, met behulp van een advocaat bezwaar heeft gemaakt tegen de beëindiging van de verzekering. Voorts is van belang dat [eiseres] de verzekeringen is aangegaan in verband met onder meer een door haar echtgenoot te ondernemen reis vanuit Marokko naar Nederland met de Volkswagen Jetta, terwijl het kenteken van de auto steeds op naam van [echtgenoot eiseres] heeft gestaan. Gelet op deze omstandigheden moet er van uit worden gegaan dat [eiseres] op de hoogte was van de beëindiging van de verzekeringen die op naam van [echtgenoot eiseres] stonden. Verder kan uit de omstandigheid dat ING expliciet naar deze gegevens heeft gevraagd, worden afgeleid dat deze feiten voor ING van belang waren of konden zijn. Ingevolge voormelde vragen uit de polis (alsmede op grond van het bepaalde in artikel 7:928 lid 2 BW) was [eiseres] gehouden de beëindigingen van de verzekeringen betreffende haar echtgenoot aan ING te melden. Door de autoverzekering werden immers ook de belangen van [echtgenoot eiseres], op wiens naam de auto stond en die de regelmatige berijder van de auto was, gedekt. Ten slotte kan uit de door ING overgelegde en onvoldoende betwiste verklaringen van twee acceptanten van ING en uit de brief van 14 juni 2005 worden afgeleid dat ING bij de juiste kennis van zaken geen verzekering met [eiseres] zou hebben afgesloten.
De stellingen van [eiseres] dat de verzekering met [echtgenoot eiseres] in 2005 ten onrechte is beëindigd en dat de wanbetaling van de verzekeringspremie die in 2009 tot beëindiging heeft geleid slechts één maand bedroeg, en al hetgeen [eiseres] ter onderbouwing van die stellingen aan stukken in het geding heeft gebracht, kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Deze omstandigheden doen immers niet af aan de mededelingsplicht van [eiseres] en hadden, naar ING onvoldoende weersproken heeft aangevoerd, ook niet tot een andere beslissing ten aanzien van het aangaan van de verzekering met [eiseres] geleid.
De conclusie is dan ook dat de vordering wordt afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2014:6036