Kort geding rechter gebied ontruiming woning wegens ernstige overlast door huurder
Stichting Woningstichting Urmond (SWU) vordert in kort geding de ontruiming te gelasten van de door gedaagde van SWU gehuurde woning.
SWU stelt daartoe ondermeer dat gedaagde met ernstige psychische problemen kampt. Reeds geruime tijd zorgt gedaagde voor ernstige problemen in het seniorencomplex waarvan zijn woning deel uit maakt: hij gedraagt zich agressief, bedreigt bewoners, schreeuwt en scheldt bij nacht en ontij en zorgt voor geluidsoverlast.
De overige bewoners zijn zodanig bang dat ze niet meer de deur uit durven. Een tiental bewoners heeft schriftelijk verklaard van gedaagde overlast te ervaren. Gedaagde is herhaaldelijk op zijn gedrag aangesproken en verzocht dit te verbeteren. Hem is aangezegd dat er, bij gebreke daarvan, maatregelen tegen hem getroffen zullen gaan worden waaronder ontbinding van de huurovereenkomst.
Het voorlopig oordeel van de kantonrechter
Een voorziening als ontruiming van een gehuurde woning dient naar het oordeel van de kantonrechter met terughoudendheid te worden toegepast.
Wanneer sprake is van een structureel tekortschieten door een huurder in de nakoming van zijn verplichtingen uit huurovereenkomst is in het algemeen een bodemprocedure bij de kantonrechter, waarbij zowel de ontbinding van die huurovereenkomst als de ontruiming van het gehuurde gevorderd kunnen worden, de meest gepaste procedure, ook al omdat in een bodemprocedure de feitelijke omstandigheden van het geval voldoende diepgaand onderzocht kunnen worden en een veroordeling tot ontruiming verstrekkende gevolgen heeft voor de betrokkene.
Slechts onder omstandigheden die acuut een voorziening vergen en wanneer over de feitelijke toedracht weinig twijfel behoeft te bestaan, is er aanleiding voor een vordering tot ontruiming in kort geding.
Wanneer de gegeven situatie (bijv. ernstige overlast voor en/of bedreiging van de omwonenden) een zodanige acute onhoudbare situatie oplevert, dat onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan de eis in kort geding worden ontvangen.
Chronologisch bezien doet zich het volgende voor:
januari 2011: aanvang huurovereenkomst;
september 2012: gedaagde stopt met zijn medicatie; begin januari 2013: de wijkagent meldt aan SWU dat gedaagde regelmatig ‘s nachts op straat naar de overburen staat te roepen “ik trek je kop eraf”;
11 januari 2013: buren melden op kantoor van SWU overlast van gedaagde in de vorm van ’s nachts agressief schreeuwen en dreigende taal tegenover parkeerders. “Dit speelt sinds afgelopen zomer”;
22 januari 2013: gesprek met gedaagde op kantoor van SWU over klachten;
23 januari 2013: gedaagde schreeuwt luid in zijn woning; buren ervaren dit als eng en klagen hierover bij SWU;
24 januari 2013: SWU stuurt gedaagde een brief met het verzoek de overlast te staken, “bij gebreke waarvan er een procedure tot beëindiging van de huurovereenkomst gestart zal worden”;
eind maart 2013: gedaagde loopt luid schreeuwend en klopt op de ramen van zijn buren;begin mei 2013: gedaagde wordt door twee psychiaters bezocht in verband met een te verzoeken gedwongen opname;
8 mei 2013: het Openbaar Ministerie verzoekt de rechtbank een voorlopige machtiging ex art 2 Wet Bopz te verlenen;
23 mei 2013: afwijzing van laatstgenoemd verzoek door de rechtbank: er is onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat er sprake is van het in de geneeskundige verklaring omschreven gevaar;
juli 2013: een tiental buren meldt schriftelijk aan SWU overlast te ervaren van [gedaagde] zowel overdag als ’s nachts. De overlast vindt dagelijks plaats waarbij met name de data 27 en 28 juni, en 2, 4 , 5, 6, 7, 8, 9, 12 13, 14, 15, 16 en 17 juli 2013 worden genoemd. De overlast bestaat uit: schreeuwen, schelden, tieren, bonken op de muren, slaan op voorwerpen, verbaal geweld, urenlang angstaanjagend geschreeuw, bedreiging, intimiderend gedrag en vervuiling van het (gezamenlijke) grasveld;
17 juli 2013: SWU stuurt gedaagde een brief waarin zij hem wijst op de door hem veroorzaakte overlast: “Op deze manier bent u niet te handhaven als huurder van uw woning. Wanneer u uw gedrag niet per direct verbetert en de overlast per direct staakt starten wij de ontbindingsprocedure m.b.t. uw huurcontract”. SWU nodigt gedaagde uit voor een gesprek hierover op 22 juli 2013;
17 juli 2013 te 20.30 uur: huisvredebreuk bij buurman [D] en bedreiging en mishandeling van buurman [E] door gedaagde, waarna aanhouding en insluiting van gedaagde;
22 juli 2013: maandelijkse gesprek van gedaagde met zijn psychiater, aanpassing medicatie;
23 juli en 26 juli 2013: geluidsoverlast door gedaagde in de vorm van tieren en schelden, mede geconstateerd door de politie. Bewoners melden dit schriftelijk aan SWU.
Uit het verhandelde ter zitting alsook uit de overgelegde stukken en processtukken blijkt dat gedaagde geruime tijd ernstige overlast heeft bezorgd aan zijn medebewoners van het seniorencomplex alsook aan een aantal overburen. Deze overlast gebeurde terwijl, dan wel omdat gedaagde weigerde medicatie middels injecteren in te nemen tegen zijn psychische stoornis. Deze overlast bestond uit schreeuwen, tieren, schelden, bonken op muren en voorwerpen, bedreigend en intimiderend gedrag. Op zichzelf is de gepleegde overlast, gelet op de frequentie daarvan alsook de geruime tijd waarin deze zich heeft afgespeeld, naar het oordeel van de kantonrechter voldoende om over te gaan tot een ontbinding van de huurovereenkomst. In casu wordt, vooruitlopend daarop, een acute voorziening gevraagd in de vorm van een ontruiming.
Vast is ook komen te staan dat hij wekelijks wordt bezocht door de heer [C], bijzondere thuiszorgmedewerker van Orbis alsook dat hij maandelijks zijn ‘behandelend’ psychiater ziet. Gebleken is ook dat gedaagde sinds de betekening van de dagvaarding op 23 juli 2013 danwel sinds zijn bezoek aan de psychiater een dag eerder weer medicatie gebruikt in een wel door hem gewenste vorm (pillen). Gebleken is dat er nadien nog meldingen van overlast zijn geweest.
Acute maatregel
Thans wordt een acute maatregel gevraagd, hetgeen een acute situatie vereist. De vraag is of die thans nog aanwezig is. Toewijzing daarvan zou bovendien slechts mogelijk zijn indien thans met grote mate van zekerheid te zeggen is dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst zou toestaan.
Gelet op de (niet-anonieme) verklaringen van de meerderheid van de schrijvende bewoners van het complex wordt aan hen een niet te dulden mate van overlast bezorgd. Zij, allen senioren, zijn onweersproken bang voor gedaagde. De kantonrechter acht in de mindere weerbaarheid / belastbaarheid van de ouder wordende medemens de reden liggen op grond waarvan de senioren in het complex de situatie niet meer aankunnen; dit is voldoende acuut. Gedaagde heeft als (enige) niet-senior indertijd op voorspraak van zijn ouders (toen ze nog bij elkaar in een huis van het complex woonden) een huurovereenkomst met SWU kunnen sluiten. Kennelijk kon gedaagde vanwege zijn ziekte (schizofrenie) de onafhankelijke situatie niet aan en konden vader / de ambulante begeleider / de psychiater het niet voor elkaar krijgen hem in plaats van de medicijninjectie pillen te doen slikken.
De kantonrechter acht in het huidige toezicht (vader op afstand in het complex en de ambulante begeleider een keer per week) onvoldoende garanties gelegen om daaruit de gerechtvaardige hoop te putten dat gedaagde zijn medicijnen blijft nemen. Zijn aanwezigheid blijft daarom voor de overige medebewoners acuut beangstigend in een niet te dulden mate. Zijn woonbelang moet daarbij achter staan bij de woonbelangen van de andere huurders van SWU en het verhuurdersbelang. Ontruiming is geboden.
De kantonrechter is wel van mening dat gelet op de specifieke situatie van gedaagde er een taak voor SWU ligt om vervangende woonruimte te vinden.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2013:5265