Grolsch hoeft geen snuffelpalen hoeft te plaatsen en ook geen alarmnummer in te stellen.

 

[eiser] woont en werkt tegenover de Grolsch brouwerij.

 

De Grolsche Bierbrouwerij B.V. is in het kader van de Wet milieubeheer een vergunning verleend.

 

[eiser] heeft de gemeente Enschede op 10 juli 2013 verzocht om handhavend op te treden tegen geuroverlast van de Koninklijke Grolsch Brouwerij NV. Op 15 juli heeft [eiser] de gemeente Enschede dit nogmaals verzocht. De gemeente Enschede heeft dit verzoek afgewezen waarbij is vermeld dat de vergunningsvoorschriften niet door Grolsch worden overtreden.

 

Standpunten van partijen


[eiser] vordert bij de kort gedingrechter het volgende.


Primair dat Grolsch wordt veroordeeld tot plaatsing van snuffelpalen in de omgeving van de brouwerij.


Subsidiair dat:

I. Grolsch wordt veroordeeld om het productieproces dat de geuroverlast veroorzaakt stop te zetten op straffe van een dwangsom van € 1.000.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat het productieproces wordt voortgezet.

II. Grolsch wordt verboden geuroverlast te veroorzaken op straffe van een dwangsom van € 500,-- per keer dat er door [eiser] geuroverlast in de vorm van een zware biergeur wordt geconstateerd.

Voorts vordert [eiser] Grolsch te gebieden een alarmnummer in het leven te roepen op straffe van een dwangsom van € 1.000.000,-- per dag of een gedeelte van een dag dat hieraan niet wordt voldaan.

Verder vordert [eiser] betaling door Grolsch van € 6.292,-- aan advocaatkosten.

Tot slot vordert [eiser] betaling door Grolsch van € 2.662,-- aan werkelijke kosten van deze procedure.

 

Daartoe heeft [eiser] - kort samengevat - gesteld dat hij sinds de eerste maanden van 2013 regelmatig te maken heeft met een ernstige geuroverlast van de Grolsch brouwerij. Hierdoor wordt [eiser] in zijn woongenot aangetast. Ook wordt [eiser] bij zijn werk gehinderd. [eiser] heeft een garagebedrijf aan huis en door de geuren die Grolsch verspreidt blijven klanten weg. Volgens [eiser] houdt Grolsch bij het productieproces geen rekening (meer) met de milieuvoorschriften.

 

Grolsch voert verweer. Zij stelt daartoe - kort samengevat - het volgende. Allereerst stelt Grolsch zich op het standpunt dat [eiser] de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard. Niet de Koninklijke Grolsch N.V. maar de Grolsche bierbrouwerij B.V. had gedagvaard moeten worden. De vorderingen van [eiser] zijn volledig gebaseerd op zijn stelling dat Grolsch haar vergunning overtreedt. De betreffende vergunning is verleend aan de Grolsche Bierbrouwerij B.V. Het is niet de Koninklijke Grolsch N.V. die het bier brouwt. Voorts betwist Grolsch dat zij in strijd handelt met de aan haar gestelde vergunningsvoorschriften. Alle in de vergunning voorgeschreven voorzieningen en maatregelen zijn getroffen, aanwezig en in werking. Het productieproces voldoet aan de vergunning. Ook de gemeente heeft na onderzoek vastgesteld dat van overtreding van de vergunning geen sprake is. Ter onderbouwing daarvan verwijst Grolsch naar een brief van de gemeente waarin het handhavingsverzoek van [eiser] wordt afgewezen. Grolsch stelt zich voorts op het standpunt dat [eiser] onvoldoende heeft aangevoerd om ook maar een begin van bewijs te leveren van zijn stelling dat Grolsch haar vergunning overtreedt. Volgens Grolsch is er geen sprake van onrechtmatige hinder


Verder stelt Grolsch zich op het standpunt dat de zeer verstrekkende vorderingen van [eiser] in geen verhouding staan tot de enkele geurklachten die [eiser] stelt te hebben ondervonden.

 

Over de vordering tot het plaatsen van snuffelpalen voert Grolsch het volgende aan. Grolsch is op grond van de vergunningsvoorschriften niet gehouden om - constant - de geuremissie en geurverspreiding te analyseren. Een grondslag om van Grolsch te verlangen dat zij ‘snuffelpalen’ plaatst bestaat er dan ook niet.

 

Ook voert Grolsch aan dat onduidelijk is wat ‘snuffelpalen’ precies zijn, en waartoe deze kunnen worden ingezet en dat het op de weg van [eiser] had gelegen om bijvoorbeeld aan de hand van een deskundigenrapport aan te tonen welke functie ‘snuffelpalen’ bij Grolsch zouden kunnen vervullen.

 

De beoordeling  

 

Nu Grolsch zich op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard, dient de voorzieningenrechter allereerst de vraag te beantwoorden of [eiser] de juiste partij heeft gedagvaard. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het de Grolsche bierbrouwerij B.V. is die gebruik maakt van de verleende vergunning en dat het deze B.V. is die zich bezig houdt met het brouwen van bier. [eiser] is echter van mening dat de door hem opgestelde dagvaarding beschouwd moet worden als tegen deze B.V. gericht.

 

De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Partijen zijn ook vóór de kortgeding procedure al geruime periode buren van elkaar. Ook is er al eerder een bestuursrechtelijke procedure gevoerd waarbij beide partijen betrokken waren. Partijen zijn dus geen vreemden voor elkaar. Het voorgaande neemt niet weg dat het systeem van de wet, dat voorziet in strenge waarborgen rond het in een procedure betrekken van partijen, geen ruimte laat om de Grolsche Bierbrouwerij B.V. op de wijze als door [eiser] voorgestaan in dit geding te betrekken. Ook dat Grolsch inhoudelijk verweer heeft gevoerd tijdens de behandeling ter terechtzitting doet, anders dan [eiser] meent, geen afbreuk aan het gevoerde formele verweer dat [eiser] niet de Koninklijke Grolsche N.V. maar de Grolsche Bierbrouwerij B.V, in rechte had dienen te betrekken. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat [eiser] de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard. Reeds om deze reden dienen de vorderingen van [eiser] te worden afgewezen.

 

Niettemin overweegt de voorzieningenrechter ten overvloede nog het volgende

 

[eiser] heeft tijdens de voortzetting van de terechtzitting op 8 januari 2014 op een vraag van de voorzieningenrechter geantwoord dat de laatste keer dat hij geuroverlast heeft ondervonden op 24 september 2013 is geweest. Dat is dezelfde dag geweest als waarop een gesprek tussen Grolsch en [eiser] heeft plaatsgevonden. Sindsdien heeft [eiser] geen geuroverlast meer ondervonden. De voorzieningenrechter overweegt dat het er derhalve alle schijn van heeft dat het geurprobleem zoals [eiser] dat ondervond beheersbaar is geworden, zodat het belang van [eiser] bij zijn vordering tot het plaatsen van snuffelpalen of het stopzetten van het brouwproces thans niet aanwezig is.

 

Voorts overweegt de voorzieningenrechter ten aanzien van de vordering van [eiser] tot plaatsing van snuffelpalen door Grolsch het volgende. [eiser] tracht hiermee af te dwingen dat Grolsch een controlemogelijkheid creëert, zodat makkelijker kan worden gecontroleerd of Grolsch zich aan de aan haar gestelde vergunningsvoorschriften houdt. Het is echter aan de gemeente Enschede om te controleren of Grolsch zich aan haar vergunningsvoorschriften houdt. Een grondslag om van Grolsch te verlangen dat zij ‘snuffelpalen’ plaatst bestaat, zoals ook door Grolsch naar voren gebracht, dan ook niet. Daarnaast overweegt de voorzieningenrechter dat niet voldoende is duidelijk geworden dat de snuffelpalen ook daadwerkelijk ingezet zouden kunnen worden om de geuroverlast in kaart te brengen. De verwijzing naar een krantenbericht waarin staat dat snuffelpalen in de Rotterdamse haven in gebruik zijn genomen en de mededeling dat het bedrijf dat deze palen in Rotterdam heeft geplaatst voor informatie benaderd zou kunnen worden, is onvoldoende. Nader onderzoek zou dus nodig zijn en voor dit nader onderzoek leent dit kort geding zich niet.

 

Over de vordering van [eiser] om Grolsch te gebieden een alarmnummer in het leven te roepen overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Tijdens de voortzetting van de terechtzitting op 8 januari 2014 heeft een werknemer van Grolsch naar voren gebracht dat [eiser] zijn mobiele telefoonnummer kan gebruiken om eventuele klachten betreffende geuroverlast te melden. De werknemer van Grolsch zal vervolgens op zoek gaan naar een eventuele oorzaak van de geuroverlast en voor zover mogelijk passende maatregelen treffen.

 

[eiser] heeft ter terechtzitting laten weten dat hij zeer te spreken is over de handelswijze van de werknemer van Grolsch en in het geval er sprake is van geuroverlast ook gebruik zal maken van dit mobiele nummer. Nu partijen zich beiden kunnen vinden in een dergelijke omgang, overweegt de voorzieningenrechter dat [eiser] geen belang meer heeft bij een eventuele toewijzing van het door [eiser] gevorderde gebod tot het in het leven roepen van een alarmnummer.

 

Beslissing


De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiser] af;

 

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  


http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2014:267

 

  

Home 


Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.