Goede zeden
Partijen hebben samengewoond. Bij samenwonen hoort het delen van kosten. Dat een andere afspraak gold is gesteld noch gebleken.
Inkomensgegevens of andere gegevens die een bijzondere verdeelsleutel kunnen doen vermoeden zijn gesteld noch gebleken. Daarom zal worden uitgegaan van een verdeling van kosten bij helfte.
Voor zover de opgevoerde posten betrekking hebben op de periode van samenwonen en voor vergoeding in aanmerking komen dienen ze daarom voor de helft door gedaagde te worden betaald en voor de helft door eiseres voor eigen rekening genomen te worden.
De beoordeling van het geschil
Van de reiskosten waarvoor een vergoeding wordt gevorderd is niet aannemelijk dat ze volledig door eiseres gemaakt zijn. Gedaagde heeft aangevoerd dat eiseres meestal met zijn moeder meereed. Eiseres heeft betwist dat dat vaak gebeurd is, maar het ook niet helemaal ontkend. Omdat niemand een administratie heeft bijgehouden moet deze schadepost geschat worden. Uitgegaan wordt van € 350,= als kostentotaal, zodat € 175,= voor rekening van gedaagde moet worden gebracht. Van de telefoonkosten wordt de helft voor rekening van gedaagde gebracht.
Van de goederen en diensten en van voorgeschoten kosten heeft gedaagde erkend dat die voor zijn rekening komen; die worden daarom in hun totaal aan eiseres toegewezen.
Dan resteren de inkomstenderving en de kosten voor werk van derden.
Het is in strijd met de goede zeden om van degenen die men uit hoofde van affectie of andere sterke sociale binding bezoekt of bijstaat bij een tijdelijk probleem van deze aard - gezondheid- vergoeding te verlangen van de inkomsten die men derft in de tijd die men daaraan besteedt. Van bijzondere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken is niet gebleken.
Voor het werk in de tuin door de familie van eiseres - want dat is wat blijkbaar met 'werkzaamheden door derden verricht' wordt bedoeld - zou eiseres slechts een vordering op gedaagde kunnen pretenderen voor zover zij haar familie daarvoor heeft betaald of moet betalen. Dat zij dat heeft gedaan of moet doen is niet gebleken.
Maar als zij haar familie inderdaad betaald heeft of moet betalen, is de vraag of gedaagde voor een aandeel in die kosten moet worden belast. Het gaat om werk nadat de samenwoning geëindigd was. De gemeenschappelijkheid van huis-, tuin- en keukenkosten kan dus geen grond zijn. Van een opdracht van gedaagde kan niet worden uitgegaan; hij ontkent die uitdrukkelijk.
Van zaakwaarneming, eiseres zou dan met de opdracht tot tuinonderhoud de belangen van gedaagde als mede-eigenaar hebben waargenomen, is evenmin zonder meer een grond aangezien met de beschikbare feiten niet valt uit te maken dat gedaagde' belang met dat werk gediend was, bijvoorbeeld in het kader van de verkoop.
De conclusie is, dat de vordering in de onderdelen 'inkomstenderving' en 'kosten voor werkzaamheden derden moet worden afgewezen.
Het geding is tussen levensgezellen gevoerd; daarom worden de kosten gecompenseerd.