Rechtbank verklaart advocatenkantoor failliet
Bij de rechtbank is een verzoekschrift binnengekomen van schuldeiser waarin wordt verzocht schuldenaar in staat van faillissement te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten.
Schuldeiser heeft een te Maastricht gelegen kantoorruimte verhuurd aan schuldenaar, uit hoofde waarvan schuldeiser nog een aanzienlijk bedrag aan huurpenningen heeft te vorderen.
Schuldenaar, met statutaire zetel te Maastricht, heeft in het gehuurde een advocatenpraktijk geëxploiteerd. De (enige) aldaar werkzame advocaat heeft zich van het advocatentableau laten schrappen. Op enig moment nadien is de vestiging van het kantoor te Maastricht opgeheven. Sedertdien ontplooit schuldenaar geen economische activiteiten meer. De vennootschap is - aldus schuldenaar - ‘niemand dienend’. Zij is alleen nog in leven omdat zij - mede op verzoek van de Orde van Advocaten - nog vereffend moet worden. Die vereffening geschiedt vanuit de woonplaats van de bestuurder van schuldenaar, welke is gelegen te Riemst, België. De economische activiteiten van de advocatenpraktijk van schuldenaar hebben echter uitsluitend plaatsgevonden in Nederland.
Schuldenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank Limburg onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen nu haar centrum van voornaamste belangen ten tijde van het indienen van het onderhavig verzoek was gelegen in België.
Rechters van de lidstaat waar het centrum van voornaamste belangen is gelegen, zijn bevoegd de insolventieprocedure te openen. Bij vennootschappen en rechtspersonen wordt de plaats van de statutaire zetel vermoed het centrum van voornaamste belangen te zijn.
Dat vermoeden kan worden weerlegd, indien aan de hand van objectieve, voor derden verifieerbare factoren, wordt aangetoond dat het werkelijke centrum van belangen zich in een andere lidstaat bevindt. Het centrum van de voornaamste belangen dient overeen te komen met de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die daardoor als zodanig voor derden herkenbaar is.
Nu schuldenaar sedert geruime tijd in het geheel geen economische activiteiten meer ontplooit, noch in Nederland, noch in België, oordeelt de rechtbank dat er geen sprake meer is van een daadwerkelijk functionerend centrum van haar voornaamste belangen. Mitsdien kan als zodanig alleen haar statutaire zetel gelden.
Nu de statutaire zetel van schuldenaar is gelegen in Maastricht acht de rechtbank Limburg zich bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. De enkele omstandigheid dat de vereffeningsactiviteiten in België plaatsvinden, kan daaraan niet afdoen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaar verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. Het faillissement zal dan ook worden uitgesproken.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2015:4247