Leidt aanmelding op website tot totstandkoming overeenkomst?
Volgens Scheidegger heeft Esther heeft zich ingeschreven voor een door Scheidegger te geven cursus, en is zij gehouden cursusgeld te voldoen
Het verweer van Esther is dat er helemaal geen overeenkomst tot stand is gekomen.
Beoordeling
Uit de stellingen van Scheidegger volgt dat zij de overeenkomst die Esther met haar gesloten zou hebben baseert op de inschrijving door Esther op 9 september 2011 via de
website van Scheidegger voor de opleiding MBO Directiesecretaresse.
Dat Esther zich op deze wijze heeft aangemeld voor deze opleiding heeft zij niet betwist, zodat dit is vast komen te staan. De vraag is echter of deze wijze van aanmelden voldoende is voor de totstandkoming van de door Scheidegger gestelde overeenkomst inzake het volgen van een door Scheidegger aangeboden opleiding.
Voor de totstandkoming van een overeenkomst, waaronder een overeenkomst die langs elektronische weg tot stand moet worden gebracht, zijn een aanbod en vervolgens een aanvaarding van dat aanbod vereist (zie artikel 6:217 lid 1 BW). Partijen twisten over de vraag of in de onderhavige zaak voldaan is aan dit voor de totstandkoming van overeenkomsten elementaire wettelijke voorschrift. Esther is namelijk van mening dat de invulling van het aanmeldingsformulier via internet niet als een aanvaarding van een aanbod kan worden aangemerkt maar slechts als het doen van een uitnodiging aan Scheidegger voor het doen van een concreet aanbod. Daartoe wijst zij op de inhoud van het inschrijfformulier, waarin immers volgens haar nog een keuzeoptie voor wat betreft de aanvangsdatum van de opleiding is opgenomen, te weten 28 februari 2012 dan wel 3 maart 2012. Voorts wijst Esther in dit verband op de omstandigheid dat op het inschrijfformulier niets is vermeld omtrent prijzen en/of overige cursus-/opleidingsvoorwaarden.
Van een aanbod moet worden onderscheiden een uitnodiging om in onderhandeling te treden of een uitnodiging tot het doen van een aanbod.
Het onderhavige inschrijfformulier van Scheidegger is zodanig ingericht dat van de geïnteresseerde cursist wordt gevraagd op dit formulier voor twee alternatieve ‘varianten’ van opleidingen een keuze uit te brengen, in de vorm van het invullen van een ‘Eerste optie’ en een ‘2e keuze’. Hierbij moet het gaan, althans lijkt het te gaan, om twee opleidingen met elk een andere dag waarop de opleiding wordt gegeven Deze door de inschrijver uit te brengen keuze voor twee alternatieve opleidingen betekent dat na invulling door de inschrijver van dit formulier eerst nog een instemming door Scheidegger moet volgen met één van deze gekozen opleidingsalternatieven voordat de inschrijver een aanvang kan maken met het volgen van de opleiding bij Scheidegger op één van de gekozen dagen. Gesteld noch gebleken is dat Scheidegger, nadat zij had ingestemd met één van de twee door Esther gekozen alternatieven dit alternatief vervolgens heeft voorgelegd aan Esther ter aanvaarding. Met Esther is de kantonrechter dan ook van oordeel dat in deze zaak nog geen sprake is geweest van een aanbod, maar slechts van een uitnodiging aan Scheidegger tot het doen van een aanbod en dat deze uitnodiging vervolgens niet heeft geleid tot een aanbod van Scheidegger dat is aanvaard door Esther. Zo is gesteld noch gebleken dat Esther (door haar aanwezigheid op 28 februari 2012 in de opleidingsruimte) een aanvang heeft gemaakt met het volgen van de opleiding.
De totstandkoming van de overeenkomst waar Scheidegger haar vorderingen op baseert is derhalve niet komen vast te staan, zodat deze vorderingen zullen worden afgewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de naam Esther is gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2014:9590