Burenoverlast
[A] exploiteert een bedrijf voor het fokken van paarden, alsmede een pensionstal waarbij zij paarden traint en helpt te revalideren.
[B] exploiteert een camping. Het bedrijf wordt uitgebreid met een kampeerterrein op een perceel dat grenst aan weilanden van [A].
Het paard Bikkel was voor revalidatie vanwege orthopedische klachten ondergebracht bij [A].
De meimaand was een droge periode. Vanaf 24 mei 2011 hebben aannemers in opdracht van [B] werkzaamheden uitgevoerd op het uitbreidingsperceel. [A] heeft in de daarop volgende periode niet geklaagd bij [B] over overlast.
Bij brief van 9 juni 2011 heeft [A] aan [B] geschreven: "In de week van 23 mei zijn er op uw perceel in uw opdracht werkzaamheden verricht, waarbij er met een grote tractor met kilverbak dagenlang over het perceel is gereden om de grond te egaliseren. Deze werkzaamheden zijn op geen enkele wijze vooraf aan ons gecommuniceerd. U heeft op geen enkele wijze maatregelen getroffen om overlast te voorkomen. Wij hebben zeer veel overlast ondervonden van het zand dat als een woestijnstorm over ons perceel werd geblazen door de harde wind. De overlast was dermate ernstig, dat wij genoodzaakt waren om alle paarden midden op de dag, per direct op stal te zetten. Een van de paarden heeft dermate veel zand ingeademd, dat hij dagenlang zeer ernstig heeft gehoest. Wij stellen u hierbij uitdrukkelijk aansprakelijk voor de reeds geleden schade en nog door ons te lijden schade met betrekking tot bovengenoemd paard, waaronder alle mogelijke gevolgschade die de werkzaamheden op uw perceel tot gevolg hebben gehad."
Verschillende dierenartsen hebben zich schriftelijk uitgelaten over longklachten bij Bikkel.
[A] vordert voor de rechter schade van [B] en legt aan haar vordering ten grondslag dat [B] werkzaamheden heeft laten verrichten waarbij een grote tractor met aanhanger gedurende een aantal dagen over het perceel is gereden om grond te egaliseren. Vanwege de droge periode zijn daarbij grote hoeveelheden zand en stof over de weilanden van [A] gewaaid. Een van de paarden die in het aangrenzende weiland stonden heeft door de zand- en stofwolken ernstige longklachten opgelopen, waardoor schade is ontstaan.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat eigenaren van naburige erven over en weer enige hinder hebben te dulden, waarbij geldt dat in het geval van bouwwerkzaamheden een zekere mate van overlast in het algemeen onontkoombaar is.
De vraag of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, hangt in beginsel af van de aard, de ernst en de duur en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van de schade te nemen.
Met betrekking tot de door [B] verrichte werkzaamheden overweegt de rechtbank dat de door [A] gestelde feiten niet tot het oordeel kunnen leiden dat sprake was van onrechtmatige hinder. Daarvoor is het volgende redengevend.
Hoewel in een van de schriftelijke verklaringen van de zijde van [A] wordt gesteld dat het wel een woestijnstorm leek, onderbouwen de foto's die [A] heeft overgelegd dit niet. Op elke foto is weliswaar een - transparante - wolk zwevend zand te zien, maar die bestrijkt slechts een deel van elke foto, terwijl de lucht op de rest van de foto niet of nauwelijks zand lijkt te bevatten. Op de foto's is in elk geval geen enorme zandstorm te zien, of een enorme zand- en stofwolk, zoals [A] stelt.
Zelfs als inderdaad op momenten op die bewuste dag sprake zou zijn geweest van een overlast als door [A] geschetst, dan is deze overlast gelet op alle omstandigheden niet onrechtmatig. Het betreft dan immers een verhoudingsgewijs kortdurende overlast, die heeft plaatsgevonden in een landelijk gebied, waarbij omwonenden nu eenmaal kunnen worden geconfronteerd met gevolgen van landbouw- en grondbewerkingsactiviteiten.
Dat omwonenden voor zulke werkzaamheden telkens op voorhand gewaarschuwd zouden moeten worden kan in redelijkheid niet worden gevergd.
Daarnaast heeft te gelden dat in het algemeen niet verwacht hoeft te worden dat kortdurende blootstelling aan zand- en stofwolken tot ernstige gezondheidsklachten leidt.
Bovendien heeft [A] weliswaar steeds benadrukt dat [B] voorzorgsmaatregelen diende te treffen, maar verzuimd aan te geven waaruit die maatregelen zouden hebben moeten bestaan. De enige suggestie die [A] in dat kader heeft gedaan is het plaatsen van een wal - overigens zonder verdere specificatie hiervan - maar deze maatregel valt zonder nadere toelichting bezwaarlijk als reële optie aan te merken, aangezien ook daarvoor grondwerkzaamheden zullen moeten worden verricht, die nu juist volgens [A] de overlast hebben veroorzaakt. Een algehele bouwstop, zoals [A] lijkt te wensen, kan niet als een serieuze optie worden aangemerkt.
Dat [B] niet de bereidheid zou hebben gehad maatregelen te treffen, zoals [A] stelt, kan haar evenmin baten, nu immers vaststaat dat zij - geconfronteerd met de overlast - heeft nagelaten op dat moment contact op te nemen met [B] met het verzoek in te grijpen. Zij heeft weliswaar geklaagd bij politie en gemeente, maar het eerste contact met [B] betrof onweersproken de aansprakelijkstelling van 9 juni 2011.
[A] had waarschijnlijk effectiever gehandeld als zij op of kort na 24 mei 2011 op constructieve wijze overleg zou hebben gezocht met [B].
[A] heeft daarnaast schadevergoeding gevorderd in verband met de (overige) bouwwerkzaamheden die [B] heeft verricht op het uitbreidingsperceel, waardoor [A] de weidegang van de paarden noodgedwongen heeft moeten aanpassen.
Bouwwerkzaamheden zijn op zichzelf echter niet onrechtmatig. [A] heeft in het geheel niet onderbouwd op welke wijze en wanneer specifiek zij daarvan (onrechtmatige) hinder heeft ondervonden, dan wel daardoor schade heeft geleden. Als vaststaand kan worden aangenomen dat er op verschillende momenten in de zomer van 2011 paarden buiten hebben verbleven, zodat zonder nadere toelichting - die is uitgebleven - niet tot de verstrekkende conclusie kan worden gekomen dat [B] onrechtmatig heeft gehandeld.
Ten slotte ziet de rechtbank geen aanleiding als regel te aanvaarden dat voor [B] een verhoogde zorgvuldigheidsnorm gold omdat de paarden die [A] onder haar hoede had gevoelig zijn voor prikkels. [B] diende zich te houden aan de zorgvuldigheidsnormen die voor een ieder gelden. Zoals hierboven is overwogen, heeft zij deze normen in dit geval niet overtreden.
Nu uit het voorgaande volgt dat [B] niet onrechtmatig heeft gehandeld worden de vorderingen van [A] afgewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZLY:2012:BY0686