Boetes wegens overtreden van de Wet arbeid vreemdelingen
Eiseres heeft in opdracht van gedaagde een partij natuursteen geleverd en geplaatst in een gebouw in Almere. Eiseres trad daarbij op als onderaannemer van gedaagde.
Door de inspectie SZW is geconstateerd dat een medewerker, die werkzaam was op het project, als buitenlands ingezetene niet over de vereiste tewerkstellingsvergunning beschikte en voorts dat niet op verzoek van de inspectie onverwijld een identiteitsdocument kon worden getoond. Naar aanleiding daarvan zijn aan onder meer eiseres en gedaagde boetes opgelegd.
In verband met de opdracht heeft eiseres facturen aan gedaagde gezonden ten bedrage van totaal € 47.621,82, waarvan gedaagde een bedrag van € 41.870,87 onbetaald heeft gelaten. Naar aanleiding hiervan heeft eiseres besloten gedaagde te dagvaarden voor het kantongerecht.
De beoordeling
Volgens gedaagde heeft eiseres een aantal gebreken niet willen herstellen, waardoor hij dat zelf heeft moeten doen. De kosten die hierdoor zijn ontstaan, wilde gedaagde in mindering brengen op de vordering.
Gedaagde heeft niet uiteengezet wat deze gebreken precies inhielden anders dan dat er onder meer sprake was van afwijkende kleuren en heeft slechts foto’s overgelegd die kennelijk geen betrekking hebben op de door haar bedoelde gebreken. Haar stellingen zijn dermate vaag dat voor eiseres niet duidelijk is waartegen zij zich heeft te verweren. Reeds daarom dient haar beroep op verrekening op dit punt te worden afgewezen.
Niet in geschil is dat de boetes aan eiseres en gedaagde terecht zijn opgelegd.
Gedaagde heeft verklaard dat er bijna nooit iemand van haar bedrijf op de bouw aanwezig was en dat zij daar niet de regie had. Wat daarvan ook zij, nu gesteld noch gebleken is dat gedaagde de identiteit en het beschikken over een tewerkstellingsvergunning van de bewuste werknemer zelf heeft gecontroleerd en nu aan haar kennelijk terecht een boete is opgelegd, staat vast dat (ook) gedaagde haar - eigen - wettelijke controleverplichtingen op grond van de Wav (Wet Arbeid Vreemdelingen) niet is nagekomen. De verplichting tot het betalen van de boete vloeit rechtstreeks voort uit die eigen fout van gedaagde.
Daardoor ontbreekt het vereiste causaal verband tussen die boetes en de – gestelde – wanprestatie van eiseres. Hieruit volgt dat gedaagde de boetes in kwestie niet kan afwentelen op eiseres, tenzij dit tussen hen uitdrukkelijk zou zijn overeengekomen.
Nu een dergelijke afwenteling op gespannen voet staat met het doel van de Wav om iedere werkgever in de keten zelf verantwoordelijk te maken voor het nakomen van de uit die wet voortvloeiende verplichtingen gericht op het voorkomen van illegale arbeid, moet aan een contractuele regeling op dit punt qua duidelijkheid hoge eisen worden gesteld.
Dat partijen met zoveel woorden zijn overeengekomen dat eventueel aan gedaagde en haar opdrachtgevers op grond van overtreding van de Wav opgelegde boetes voor rekening van eiseres zouden komen, is gesteld noch gebleken.
Gelet op het voorgaande dient gedaagde de financiële gevolgen van de aan hem opgelegde boete zelf te dragen.
Uit het voorgaande volgt dat de op verrekening gebaseerde verweren van gedaagde geen doel treffen en dat zij derhalve gehouden is het bedrag van de door eiseres verzonden facturen te betalen, voor zover zij dit nog niet heeft gedaan.
Ter terechtzitting heeft eiseres verklaard dat op de gevorderde hoofdsom van € 41.870,87 op 6 maart 2013 € 11.000,-- is betaald en dat op 31 augustus 2013 nog eens € 21.822,51 is geïncasseerd via de deurwaarder. Samen maakt dit € 32.822,51, zodat nog een bedrag van € 9.048,36 te betalen resteert. Gedaagde zal tot betaling van laatstgenoemd bedrag worden veroordeeld.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2013:4290