Geen voortijdige verwijdering BKR-registratie
Jan exploiteerde een eenmanszaak Grand Café La Belle te IJmuiden.
Jan is ten behoeve van de opzet van Grand Café La Belle een financiering aangegaan met Rabobank. Jan was in privé aansprakelijk voor de terugbetaling van dit krediet.
Jan is op 18 september 2013 (in privé) in staat van faillissement verklaard. In het faillissement is voor ruim € 600.000,- aan schulden ingediend.
Het faillissement van Jan is omgezet in een de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp). De schuldsaneringsregeling van Jan is op 15 augustus 2017 beëindigd met verlening van de schone lei.
Rabobank heeft uit het faillissement noch uit de wsnp enige uitkering ontvangen. In verband hiermee heeft Rabobank haar restantvordering op Jan van ruim € 25.000,- afgeboekt en hiervan melding gemaakt bij het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI), waarna een registratie is opgenomen in het Bureau Krediet Registratie (BKR) met codering A3. Deze registratie blijft 5 jaar zichtbaar en is nog van kracht tot 15 augustus 2022.
In 2018 heeft Jan Rabobank verzocht de BKR-registratie op zijn naam als gevolg van zijn eerdere financiële problemen te verwijderen. Rabobank heeft dit geweigerd.
In verband met relatieproblemen is Jan op zoek naar vervangende woonruimte. Hij heeft op dit moment een woning op het oog die hij graag zou willen kopen. Zijn financiële tussenpersoon heeft hem echter in een bericht van 23 januari 2020 meegedeeld dat een hypotheekaanvraag op dit moment als gevolg van de bestaande BKR-registratie met A3 codering niet acceptabel zal worden bevonden en dat hij pas na augustus 2022 als de registratie is verjaard weer in aanmerking kan komen voor een eigen woning hypotheek.
Jan heeft vervolgens de Rabobank nogmaals verzocht de BKR-registratie op zijn naam te verwijderen maar de Rabobank heeft opnieuw geweigerd aan dit verzoek te voldoen.
Het geschil
Jan vordert dat de voorzieningenrechter Rabobank zal bevelen om binnen twee weken na de datum van dit vonnis de BKR-registratie, dan wel codering A3, te (doen laten) verwijderen.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Tussen partijen is niet in geschil dat de BKR-registratie met A3 codering op juiste gronden tot stand gekomen is en dat er formeel niets mis is met de registratie.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of er gronden zijn om de registratie vroegtijdig door te halen.
Voor de beantwoording van die vraag moet het belang bij continuering van de BKR-registratie worden afgewogen tegen de belangen van Jan en bij die afweging moeten ook de op dit moment bekende feiten en omstandigheden, die zich eerst na de registratie hebben voorgedaan, meegenomen worden. Het is aan Jan om aan te tonen dat hij een dermate zwaarwegend belang heeft bij doorhaling van de registratie dat het maatschappelijk belang van de registratie daarvoor moet wijken.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is hij daarin niet geslaagd. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
BKR-registratie
De BKR-registratie heeft tot doel het bevorderen van een maatschappelijk verantwoorde dienstverlening op financieel gebied, waarbij onder andere wordt beoogd het beperken van krediet- en betalingsrisico’s voor deelnemers en het voorkomen van overcreditering en andere problematische schuldsituaties bij de betrokkenen. Zeker als in het (recente) verleden sprake is geweest van problematische schulden is dat een omstandigheid die een kredietverstrekker in zijn beoordeling van een kredietaanvraag moet kunnen meenemen.
In Nederland kennen we een systeem waarbij het voor natuurlijke personen mogelijk is om na problematische schulden weer een frisse start te kunnen maken. Aan dat systeem, de Wettelijk Schuldsaneringsregeling Natuurlijke Personen (wsnp), worden strenge eisen gesteld en als iemand gedurende de looptijd van de regeling aan die eisen voldoet wordt aan die persoon de schone lei verleend en zijn de schulden waarop de wsnp van toepassing was niet langer opeisbaar. Dit betekent echter wel dat schuldeisers vaak met minder genoegen moeten nemen of zelfs met lege handen blijven staan.
Het draagvlak bij financiële instellingen voor de schuldsaneringsregeling wordt onder meer in stand gehouden door het systeem van de BKR-registratie. Als zo’n instelling als gevolg van de schone lei die is verleend een substantieel bedrag heeft moeten afboeken als oninbaar, zorgt een BKR-registratie ervoor dat dit kan worden meegewogen bij de beoordeling van een nieuwe financieringsaanvraag. Afgesproken is dat een BKR-registratie 5 jaar zichtbaar blijft voor personen en/of bedrijven aan wie die gegevens verstrekt mogen worden, zoals kredietverstrekkers, onder meer om te voorkomen dat er in die periode nieuwe problematische schuldposities ontstaan. Het algemeen belang dat wordt gediend met de BKR-registratie weegt dan ook zeer zwaar, en er moet sprake zijn van uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden op grond waarvan de betrokkene door de BKR-registratie onevenredig in zijn persoonlijke belangen wordt getroffen, wil de genoemde belangenafweging alsnog in zijn voordeel uit kunnen vallen.
Ook aan Jan is in augustus 2017 een schone lei verleend, zodat hij weer een schuldenvrije start heeft kunnen maken. Vast staat dat aan Rabobank gedurende het wsnp traject geen enkele uitkering is gedaan. Jan heeft desgevraagd verklaard dat er voor ruim € 400.000,- aan vorderingen was ingediend in de wsnp.
Belang continuering registratie
Rabobank benadrukt dat het belang van de (continuering van) registratie erin is gelegen dat een andere kredietverstrekker op basis van de juiste gegevens een afweging kan maken of hij bereid is aan Jan een financiering te verstrekken en dat het vroegtijdig verwijderen feitelijk neerkomt op geschiedvervalsing.
Jan heeft daartegen aangevoerd dat bij de behandeling van een hypotheekaanvraag de kredietverstrekker sowieso een belangenafweging zal maken op basis van zijn huidige financiële situatie en dat het belang om overkreditering te voorkomen ook zonder BKR-registratie gewaarborgd blijft.
Hij stelt dat vanwege de A3 codering het echter helemaal niet komt tot een gesprek waarin die belangenafweging kan plaatsvinden. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij gewezen op een verklaring van zijn financieel tussenpersoon en van een medewerker van de SNS-bank, waaruit blijkt dat (meerdere) kredietverstrekkers bij een dergelijke registratie een financieringsaanvraag zullen afwijzen.
Voorts stelt hij dat hij zijn financiële zaken al vanaf het faillissement in 2013 op orde heeft, derhalve reeds meer dan 5 jaar, terwijl de Rabobank voor de BKR-registratie de vijfjaars periode rekent vanaf de einddatum van de schuldsaneringsregeling per 15 augustus 2017, zodat de BKR-registratie pas in augustus 2022 zou worden verwijderd en hij dus in feite 7 jaar wordt geconfronteerd met zijn fouten uit het verleden, derhalve disproportioneel lang.
Dit betoog faalt.
Onvoldoende zwaarwegend belang
Vooropgesteld wordt dat Jan weliswaar stelt dat zijn financiële situatie al sinds 2013 op orde heeft, maar vast staat dat hij gedurende de wsnp geen betaling aan Rabobank heeft gedaan. Uit de overgelegde stukken blijkt dat hij vanaf 2018 (na beëindiging van de wsnp) een (boven)modaal inkomen heeft verworven en in 2019 weer met een eigen onderneming is begonnen. De periode van financiële stabiliteit is derhalve nog dermate kort dat dit voorshands niet de conclusie rechtvaardigt dat de financiële situatie van Jan al jaren voldoende stabiel te noemen is.
Jan heeft voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij vanwege de registratie geen hypothecaire lening kan verkrijgen, terwijl hij deze zonder die registratie wel kan verkrijgen. Jan heeft nog geen enkele aanvraag ingediend bij een kredietverstrekker.
Dat de aan de BKR-registratie gekoppelde achterstands- en bijzonderheidscoderingen Jan mogelijk in de weg staan bij het verkrijgen van een financiering voor een andere woning is op zichzelf bovendien onvoldoende om de terechte registratie en coderingen weer ongedaan (te doen) maken. Dit geldt te meer nu Jan evenmin onderbouwd heeft dat hij niet in staat is, al dan niet tijdelijk, een huurwoning of andere vervangende woonruimte te verkrijgen.
Het feit dat hij zijn zinnen heeft gezet op de aankoop van deze specifieke woning legt in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal en weegt niet op tegen het gerechtvaardigde belang van de Rabobank bij het handhaven van de registratie en het maatschappelijk belang dat andere (bij het BKR aangesloten) kredietverstrekkers in staat worden gesteld op basis van feitelijk juiste informatie een eigen belangenafweging te maken bij een eventuele kredietverstrekking aan Jan.
Gelet op het voorgaande moet geconcludeerd worden dat onvoldoende is gebleken dat sprake is van een dermate zwaarwegend belang bij doorhaling van de registratie dat het maatschappelijk belang van de registratie daarvoor moet wijken. De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de Rabobank niet in redelijkheid kan worden gehouden de BKR-registratie dan wel de daaraan gekoppelde coderingen te (doen) verwijderen. Tevens volgt uit het vorenstaande geen grond om de duur van de bijzonderheidscodering A3 te beperken. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
Jan zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van Rabobank begroot op:
vastrecht € 656,00
salaris advocaat € 980,00
Totaal € 1.636,00
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. In verband met de leesbaarheid van het artikel is de naam Jan gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2020:3853&showbutton=true