Vordering tot verwijdering BKR-registratie

 

In 2004 heeft Rabobank aan Jan en Piet een tweetal hypothecaire geldleningen verstrekt ter hoogte van € 252.000,00. Daarnaast is aan deze financiering een Opmaatverzekering gekoppeld. 

 

Piet heeft een participatie-uitkering aangevraagd. Gemeente Waalwijk heeft de aanvraag afgewezen omdat Piet niet alle benodigde informatie heeft verstrekt. 

 

Vanwege achterstanden in de hypotheekbetalingen heeft Rabobank bij meerdere brieven Jan en Piet gesommeerd de achterstand aan te zuiveren. 

 

In deze brieven heeft Rabobank steeds aangegeven dat wanneer er een achterstand zou ontstaan van drie maanden of meer, dat dan een melding zou worden gedaan bij Bureau Krediet Registratie (BKR).  

 

Jan en Piet zijn vervolgens niet overgegaan tot betaling van de achterstand in de hypotheekbetaling vóór 1 december 2019 en Rabobank heeft een achterstandsmelding bij BKR gedaan. 

 

Daarna hebben Jan en Piet de achterstand alsnog voldaan op 11 december 2019, waarna Rabobank een herstelmelding heeft gedaan bij BKR. Een herstelmelding betekent dat er geen achterstand meer is. 

 

Jan en Piet hebben getracht de woning te herfinancieren via Domnivest. Via hun tussenpersoon hebben zij echter vernomen dat Domnivest niet tot herfinanciering kan overgaan vanwege de registratie bij BKR. 

 

Op 12 december 2019 heeft de advocaat van Jan en Piet Rabobank verzocht tot verwijdering van de registratie bij BKR. 

 

Rabobank heeft bij e-mailbericht van 13 december 2019 aan Jan en Piet laten weten dat het verzoek van Jan en Piet is afgewezen. 

 

Jan en Piet hebben wederom achterstanden in de hypotheekbetalingen laten ontstaan. Bij brieven van 14 januari 2020, 25 februari 2020 en 9 maart 2020 heeft Rabobank Jan en Piet op de achterstanden gewezen. De achterstand bedraagt momenteel € 6.678,58. 

Het geschil

 

Jan en Piet vorderen in kort geding Rabobank te bevelen de stichting BKR de opdracht te geven om per ommegaande de BKR-registratie te verwijderen.

 

De kantonrechter overweegt als volgt

 

Rabobank heeft aangevoerd dat Jan en Piet niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. 

 

Op een verzoek tot verwijderen van een BKR-registratie is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Een persoon van wie gegevens geregistreerd zijn kan een verzoek doen aan degene die de persoonsgegevens heeft geregistreerd om deze te verwijderen. Als dit verzoek wordt afgewezen, moet binnen zes weken na ontvangst van dit antwoord een verzoekschrift worden ingediend bij de rechtbank. 

 

Zes-weken termijn

 

De voorzieningenrechter overweegt dat de zes-wekentermijn verstreek op 24 januari 2020 en het besluit van Rabobank inmiddels onherroepelijk is geworden. 

 

Na de afwijzende reactie van Rabobank, zijn Jan en Piet immers niet (tijdig) tot het indienen van een verzoekschrift dan wel het betekenen van een dagvaarding overgegaan. Het kan niet zo zijn dat, als niet tijdig een verzoekschrift is ingediend, alsnog in kort geding tegen de afwijzing kan worden opgekomen. 

 

Omdat Jan en Piet Rabobank niet tijdig in rechte hebben betrokken worden zij niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering. 

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de namen Jan en Piet zijn in verband met de leesbaarheid van het artikel gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2020:2534&showbutton=true

 

Home

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.