Vordering tot verwijdering van beveiligingscamera's
[eiser] is de eigenaar van een perceel grond met daarop een woning en een bedrijfshal. [gedaagde] is de eigenaar van het daarnaast gelegen perceel met daarop eveneens een woning en een bedrijfshal.
[gedaagde] heeft twee jaar geleden twee beveiligingscamera's bevestigd aan zijn bedrijfspand.
Het geschil
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] om de beveiligingscamera's te verwijderen, dan wel om op een zodanige wijze kapjes op de camera's te plaatsen dat geen opnames kunnen worden gemaakt van het perceel van [eiser]. Daartoe stelt [eiser] dat door de aanwezigheid van de camera's de privacy van zijn gezin op onrechtmatige wijze wordt aangetast. Uit de handleiding van de beveiligingscamera kan worden afgeleid dat het bereik van de camera's dusdanig is dat er beelden van de woning en het terras kunnen worden gemaakt. De aanwezigheid van de camera's geeft [eiser] voortdurend het gevoel dat hij door [gedaagde] wordt bespied.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Daartoe voert [gedaagde] het volgende aan. Als eigenaar heeft hij het recht heeft om zijn terrein te beveiligen. De camera's zijn niet bedoeld om in de woning of in de tuin van [eiser] te kijken en hebben niet het bereik dat [eiser] stelt dat ze hebben. [gedaagde] voert ook aan dat hij de camerabeelden niet bekijkt, maar dat deze worden opgeslagen op de computer, enkel om te kunnen worden bekeken in het geval van bijvoorbeeld een inbraak. Van het op onrechtmatige wijze aantasten van de privacy van [eiser] is dan ook geen sprake aldus [gedaagde].
Beoordeling door de rechtbank
Het gaat in deze zaak om het volgende. Partijen zijn beiden eigenaar van een woning met een bedrijfshal op een bedrijventerrein in [woonplaats]. De percelen grenzen aan elkaar, waarbij de achterzijde van de woning van [eiser] uitkijkt op de bedrijfshal van [gedaagde]. Het is aan die zijde van de bedrijfshal twee beveiligingscamera's zijn bevestigd. [eiser] voelt zich door de aanwezigheid van die camera's in zijn privacy aangetast en vordert in deze procedure om die reden de verwijdering van de camera's of dat de camera's van kapjes worden voorzien die het bereik ervan beperken. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] wordt voorop gesteld dat [gedaagde] als eigenaar van zijn perceel het meest omvattende recht heeft dat een persoon op een zaak kan hebben en dat het hem om die reden in beginsel is toegestaan om beveiligingscamera’s te plaatsen. De uitoefening van het eigendomsrecht van [gedaagde] is echter niet onbegrensd: de aanwezigheid van de camera's kan ontoelaatbaar zijn als sprake is van een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eiser]. Het is aan [eiser] als eisende partij om aannemelijk te maken dat die situatie zich hier voordoet.
[eiser] stelt dat hij in zijn privacy wordt aangetast door de aanwezigheid van de camera's en dat uit de technische beschrijving van de camera's kan worden afgeleid dat deze een zodanig bereik hebben dat er opnamen van zijn woning en tuin kunnen worden gemaakt.
Wat [eiser] hiermee stelt, komt in feite daarop neer dat hij het gevoel heeft dat er inbreuk op zijn privacy wordt gemaakt, zonder dat hij deze inbreuk nader kan onderbouwen. In het licht van het verweer van [gedaagde] over onder meer het gebruik van de beelden, stelt [eiser] daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om aan te nemen dat van [gedaagde] onrechtmatig jegens hem handelt.
Op grond van het bovenstaande zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNNE:2014:2192