Bestuurdersaansprakelijkheid. Ernstig persoonlijk verwijt aan statutair bestuurder.
ABN AMRO vordert voor de rechtbank gedaagde te veroordelen tot betaling van € 273.658,31.
ABN AMRO grondt haar vordering op gedaagde op onrechtmatige daad. Zij voert daartoe aan dat gedaagde als bestuurder van de vennootschap onbehoorlijk heeft bestuurd. Gedaagde heeft als bestuurder bewerkstelligd en/of toegelaten dat leaseobjecten zijn verduisterd en dat hij de vennootschap verhaalsarm heeft gemaakt.
De schade bestaat uit de betalingsachterstand en de nog te betalen termijnen krachtens de leaseovereenkomsten. Aangezien de leaseobjecten verduisterd zijn en niet beschikbaar, kan de waarde daarvan niet in mindering worden gebracht op de schade.
Gedaagde betwist niet de stelling dat het bedrijf is gebruikt als dekmantel voor oplichtingspraktijken, maar voert aan dat dit buiten zijn medeweten is gebeurd. Gedaagde betwist dat hij de leaseovereenkomsten heeft gesloten: de leaseovereenkomstenzijn hem onbekend en hij heeft geen leaseovereenkomsten getekend.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, het uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade.
Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
De rechtbank oordeelt dat (ook) indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van hetgeen gedaagde heeft aangevoerd, hij zijn taken als bestuurder zo onbehoorlijk heeft vervuld dat dit een onrechtmatige daad jegens ABN AMRO oplevert. Daarvoor is het volgende redengevend.
Ernstig verwijt
Gedaagde is een bedrijf is gestart, waarna hij de bedrijfsvoering volledig heeft overgelaten aan personen die hij – behalve de voornaam van een van hen – niet kende. Hij heeft die personen, of een van hen, gedurende langere tijd toegelaten tot het door de vennootschap gehuurde bedrijfspand en de beschikking gegeven over de bankrekening van de vennootschap. Vervolgens zijn er met gebruikmaking van de door gedaagde aan die onbekende personen afgestane bankpas van de vennootschap en de bankrekening van de vennootschap leaseovereenkomsten aangegaan en zijn er door de vennootschap (enkele) betalingen gedaan onder de leaseovereenkomsten.
Uit het voorgaande volgt ook dat gedaagde de administratie en de geldstromen in de onderneming niet heeft bekeken en zich niet heeft afgevraagd waar – in een onderneming die nog niet van de grond was gekomen en waarbij hij de (financiële) bedrijfsvoering geheel aan onbekenden had overgelaten – die betalingen voor waren.
Gezien het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van gedaagde dat hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt omdat hij niet van de leaseovereenkomsten op de hoogte was. Gedaagde heeft willens en wetens en vrijwillig de gehele bedrijfsvoering aan (een) onbekende(n) overgelaten en geen enkele controle uitgeoefend.
In de geschetste omstandigheden kan niet anders worden geoordeeld dan dat hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het met gebruik van vervalste stukken aangaan door de vennootschap van de leaseovereenkomsten.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. De volledige uitspraak is te vinden:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2021:3076&showbutton=true