Kantonrechter oordeelt dat bank na beëindiging bankrelatie ex-client uit Intern Verwijzingsregister (IVR) moet verwijderen.
[eiser] heeft begin 2012 met behulp van een gemeente een eenmanszaak
opgericht. Deze onderneming richt zich op detailhandel via postorder- en
internetverkoop van outdoor-, leger- en jaagartikelen.
Op 16 februari 2012 heeft [eiser] een overeenkomst gesloten met [gedaagde] met betrekking tot een Ondernemerspakket”. [eiser] had op dat moment al een privébankrekening bij [gedaagde].
Vervolgens heeft [eiser] een door [gedaagde] aangeboden product aangevraagd waarmee een webwinkel betalingstransacties veilig laten verlopen, in het onderhavige geval middels iDeal.
Een medewerkster van [gedaagde] heeft in het kader van een cliëntenonderzoek telefonisch contact gezocht met [eiser]. Vervolgens heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en [eiser].
Na dit gesprek heeft [gedaagde] de overeenkomsten met [eiser] opgezegd en heeft [gedaagde] aan [eiser] meegedeeld dat zijn gegevens zijn opgenomen in haar Intern Verwijzingsregister (hierna: IVR) omdat de relatie met [eiser] is beëindigd op basis van informatie over niet integer gedrag.
[eiser] heeft bij [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de opname in het IVR en [gedaagde] gesommeerd om tot verwijdering van de gegevens van [eiser] uit het IVR. [gedaagde] heeft hieraan geen gevolg gegeven. Op grond hiervan besloot [eiser] tot dagvaarding van [gedaagde] over te gaan bij het kantongerecht.
Beoordeling door de kantonrechter
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of [gedaagde] [eiser] heeft mogen opnemen in het IVR en zo nee, of [gedaagde] gehouden is de door [eiser] in dat kader gevorderde schade te vergoeden.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] contractvrijheid heeft en dat zij niet verplicht is om met elke klant in zee te gaan. Haar kan evenmin het recht ontzegd worden om een onderzoek in te stellen naar klanten met wie zij reeds een zakelijke relatie is aangegaan. Indien zij vervolgens op basis van dat onderzoek tot de conclusie komt dat zij de relatie met de desbetreffende klant wenst te beëindigen, dan kan zij dat onder verwijzing naar haar bankvoorwaarden doen.
In casu heeft [gedaagde] een onderzoek ingesteld naar [eiser]. Op basis van de gegevens die zij in het kader van dat onderzoek van [eiser] heeft gekregen heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter kunnen besluiten de relatie met hem op te zeggen.
Alvorens [eiser] op te nemen in het interne verwijzingsregister had [gedaagde] echter nog een schriftelijke ronde moeten doen. Zij had [eiser] schriftelijk moeten meedelen welke bezwaren zij tegen hem heeft en welke vragen hij nog moet beantwoorden om aan die bezwaren tegemoet te komen. Vast staat dat [eiser] tijdens het gesprek met gedaagde ook om die mogelijkheid heeft verzocht, doch dat [gedaagde] hem die mogelijkheid niet heeft gegeven. Deze gang van zaken maakt naar het oordeel van de kantonrechter dat [eiser] ten onrechte is opgenomen in het IVR. De vordering om hem daaruit te verwijderen zal daarom worden toegewezen.
[eiser] heeft daarbij belang, ook al is het IVR alleen voor intern gebruik bij [gedaagde]. Het bankwezen heeft veel regels opgesteld om ervoor te zorgen dat banken alleen met integere klanten in zee kunnen gaan. Wil [eiser] die integriteitsdrempel bij een andere bank nemen, dan ontkomt hij er niet aan te melden dat hij in het IVR van [gedaagde] staat. Dit belemmert hem bij zijn pogingen om een relatie aan te gaan met een andere bank.
De termijn waarbinnen [gedaagde] de persoonsgegevens van [eiser] uit het IVR moet verwijderen zal worden bepaald op zeven dagen. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 15.000,00.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNNE:2014:1549