Autobedrijf gerechtigd auto niet aan klant mee te geven wegens grotendeels onbetaalde reparatiefactuur.
De Volvo van Pieter is na een ongeval in mei 2015 in overleg met verzekeringsmaatschappij Ethias ter reparatie bij Jeroen gebracht.
De reparatiekosten bedroegen € 6.534,51. De aan Pieter gezonden factuur dateert van 17 juli 2015. Van deze factuur heeft Pieter 25% betaald.
Op klacht van Pieter over de uitlijning, is geconstateerd door Jeroen dat de uitlijning niet goed was uitgevoerd. Jeroen heeft de auto opnieuw laten uitlijnen volgens de fabrieksspecificaties van Volvo.
Pieter heeft zich enkele malen bij Jeroen gemeld met klachten over het naar rechts trekken van de auto. Jeroen heeft kosteloos steeds de uitlijning bijgesteld.
Op 17 november 2015 is de auto op verzoek van Pieter bij het Volvo hoofdkantoor in Beesd gecontroleerd. Het Volvo hoofdkantoor heeft Jeroen laten weten dat de auto goed is.
Een expert van verzekeringsmaatschappij Ethias heeft de auto onderzocht. Op 4 januari 2016 is hij aanwezig geweest bij het testen en uitlijnen van de auto. De expert constateerde dat na de vierde keer uitlijnen de meetwaarden binnen de fabriekstoleranties vielen.
Jeroen heeft de auto op 4 januari 2016 niet meegegeven aan Pieter, omdat Pieter het restant van de reparatiefactuur nog altijd niet heeft betaald.
Het geschil
Pieter vordert afgifte door Jeroen van de Volvo.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter stelt vast dat Pieter de kern van het betoog van Jeroen – Jeroen stelt dat de beweerdelijke afwijking naar rechts van de Volvo niet in relatie staat tot de herstelde schade (als de reparatie niet goed zou zijn uitgevoerd, zou uitlijnen immers niet mogelijk zijn), en daarnaast stelt Jeroen dat afwijkingen in de uitlijning kunnen ontstaan door bijvoorbeeld het rijden door een kuil of het raken van een stoeprand (met de Volvo is na reparatie bijna 20.000 km gereden door Pieter ) – niet betwist, althans niet onderbouwd heeft bestreden. Evenmin betwist Pieter dat de expert op 4 januari 2016 de auto in orde heeft bevonden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Jeroen nadat de Volvo een tweede maal, en nu onbetwist correct naar de fabriekswaarden, was uitgelijnd, kort na de reparatie van de ongevalsschade terecht aanspraak kon maken op betaling van de reparatiefactuur. In ieder geval diende Pieter te betalen op 4 januari 2016, omdat de verzekeringsexpert op dat moment de Volvo als goed beoordeelde.
Gelet op het verloop van de gebeurtenissen, en de weigerachtigheid van Pieter de factuur geheel te betalen, is de weigering van Jeroen de Volvo af te geven gerechtvaardigd. Het betalen van 25% van de factuur, en het voor het overige opschorten van de betaling, kan immers niet als rechtmatig worden geoordeeld, omdat door Pieter niet aannemelijk is gemaakt, laat staan aangetoond, dat de uitlijning in rechtstreeks verband staat met de reparatie van de ongevalsschade.
De vordering moet derhalve worden afgewezen.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. In verband met de leesbaarheid zijn de namen Pieter en Jeroen gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2016:1042