Abonnement niet ontbonden
Robert heeft een Alles-in-1 Basis pakket afgesloten, bestaande uit de abonnementen televisie & radio, internet en telefonie.
Op 27 februari 2015 heeft Robert telefonisch aangegeven de apparatuur niet zelf te kunnen installeren c.q. activeren en dat hij daarom geen gebruik kon maken van de diensten van Telecom. Op 5 maart 2015 heeft een monteur van Telecom alsnog de apparatuur geïnstalleerd. Op 10 maart 2015 heeft Telecom geconstateerd dat het modem was geactiveerd. Nu Robert tot die datum geen gebruik heeft kunnen maken van de diensten van Telecom, heeft Telecom uit coulance een bedrag van € 45,95 gecrediteerd.
In verband met problemen over de e-mail en de virusscanner heeft Telecom nogmaals een monteur ingepland, welke allerlei werkzaamheden heeft verricht. Uit coulance heeft Telecom een vergoeding van € 50,00 aangeboden, maar van dit aanbod heeft Robert geen gebruik gemaakt.
Telecom heeft aan Robert in totaal voor € 301,63 aan facturen in rekening gebracht, maar deze facturen zijn onbetaald gebleven.
Wegens wanbetaling heeft Telecom de diensten per 30 oktober 2015 beëindigd.
Het geschil
Telecom vordert voor de kantonrechter veroordeling van Robert tot betaling van € 301,63.
Beoordeling door de kantonrechter
Robert heeft allereerst zijn ongenoegen geuit over de gang van zaken en het gebruik van de diensten van Telecom. De kantonrechter is van oordeel dat dit er niet toe kan leiden dat Robert wordt ontheven van haar betalingsverplichting. Zoals reeds is weergegeven heeft Telecom zich voldoende moeite getroost om het modem aan te sluiten en Robert gebruik te laten maken van de diensten van Telecom. Dat Robert problemen heeft ondervonden met zijn computer is een omstandigheid die niet aan Telecom kan worden toegerekend. Onbetwist staat vast dat het modem vanaf 10 maart 2015 functioneert en van aan Telecom te wijten problemen daarna is niet gebleken.
Robert heeft verder aangevoerd dat het abonnement met ingang van 1 juni 2015 is opgezegd. Telecom stelt echter dat in het telefoongesprek op 1 juni 2015 enkel is aangegeven dat de intentie bestond over te willen stappen naar KPN.
De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer van Robert moet worden verworpen. Robert legt geen enkel bewijs over van de gestelde beëindiging, laat staan: de bestaanbaarheid van een beëindiging met onmiddellijke ingang, zonder enige opzegtermijn. De enkele vermelding dat de echtgenote heeft meegeluisterd tijdens het telefoongesprek is in dit opzicht onvoldoende.
Evenmin blijkt dat Robert bij Telecom navraag heeft gedaan over het uitblijven van de schriftelijke bevestiging dat de overeenkomst werd opgezegd. Dit had wel op de weg van Robert gelegen. Gesteld noch gebleken is dat ook na ontvangst van de facturen bij Telecom is gereclameerd en is aangegeven dat de overeenkomst reeds werd beëindigd.
Nu Robert niet heeft aangetoond dat de overeenkomst is beëindigd door opzegging per 1 juni 2015, moet het ervoor gehouden worden dat deze eerst door ontbinding door Telecom is geëindigd per 30 oktober 2015. Dit houdt in dat Robert gehouden is de in rekening gebrachte kosten tot laatstgenoemde datum te betalen, zulks inclusief de gemaakte afsluitkosten en de geleden schade wegens voortijdige beëindiging van het contract.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. In verband met de leesbaarheid zijn de namen Robert en Telecom gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2017:4016&showbutton=true