Aansprakelijkheid van Stichting Het Noord-Brabants Landschap
Stichting Het Noord-Brabants Landschap (NBL) is de beheerder van het gebied lokaal bekend als landgoed Zoomland, gelegen aan de oostzijde van Bergen op Zoom. NBL heeft het landgoed ingericht voor recreatieve doeleinden, onder meer door het aanleggen en onderhouden van wandelpaden. Voor het toezicht op het terrein heeft zij een boswachter/terreinbeheerder aangesteld. Bij het betreden van het terrein zijn langs de paden borden geplaatst waarop staat vermeld dat het terrein is opengesteld, maar dat de toegang is verboden "buiten wegen en paden" en "wanneer u iets beschadigt of meeneemt".
Op 10 augustus 2012 heeft op dit landgoed een ongeval plaatsgevonden waar verzoekster als slachtoffer bij was betrokken. Verzoekster heeft die dag het landgoed bezocht en tijdens een wandeling bramen geplukt. Bij het plukken van de bramen heeft zij het wandelpad verlaten en is zij pardoes in een gat/kuil gevallen van ongeveer 1,5 à 2 meter diep. Ter plekke bleek onder het pad een oude duiker te liggen, een doorvoer voor een sloot die inmiddels aan één zijde van het pad was gedempt, maar aan de andere zijde niet. Daar liep de oude sloot een bosje in. Omdat deze sloot niet meer werd gebruikt, werd hij niet geschoond en zijn de duiker en de sloot ter plekke overwoekerd geraakt met braamstruiken.
In de berm was de locatie van de duiker ten tijde van het ongeval aangegeven met twee ongeschilderde paaltjes van om en nabij 10 à 15 cm dik en ongeveer 15 à 20 cm hoog. De sloot en de uitgang van de duiker waren ten tijde van het ongeval overwoekerd met braamtakken en niet zichtbaar. Na het ongeval zijn de koppen van deze paaltjes rood geschilderd. Later is ter plekke een reling aangebracht bestaande uit twee hogere palen, waarop een dwarsbalk is bevestigd.
Verzoekster heeft aangevoerd dat tussen partijen een verschil van mening is ontstaan omtrent de vraag of NBL aansprakelijk is voor de door haar als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade.
Beoordeling door kantonrechter
Over de aansprakelijkheid van terreinbeheerders heeft de Hoge Raad zich tot twee maal toe uitgelaten. De kantonrechter verwijst naar het zogenaamde Veenbroei arrest (HR 27 mei 1988, LJN AD0344) en het zogenaamde Jetblast arrest (HR 28 mei 2004, LJN AO4224).
De kantonrechter plaatst de beoordeling van het onderhavige geschil in het licht van deze arresten.
Het plukken van bramen is niet een dermate uitzonderlijke recreatieve activiteit dat NBL met die mogelijkheid geen rekening had hoeven te houden. NBL kon en moest dus voorzien dat zich in het najaar recreanten buiten de gebaande paden zouden begeven om veldvruchten te verzamelen, zeker tot op een beperkte afstand van de paden.
Voorts staat vast dat NBL het gevaar van de duiker heeft onderkend, want in de berm bij de duiker was deze gemarkeerd door het plaatsen van twee paaltjes. Deze paaltjes waren echter van (zeer) beperkte hoogte en enkel en alleen de aanwezigheid van die paaltjes duidde niet op de aard van het gevaar of de bijzondere omstandigheid waarvoor zij in de berm waren geplaatst.
Veenbroei arrest
Vergelijking met het Veenbroei arrest leert dus in dit geval dat hier is voldaan aan de eisen die de Hoge Raad voor het aannemen van onrechtmatig handelen of nalaten stelt.
NBL heeft de zorg voor het terrein, waarvan zij weet dat dit door recreanten betreden gaat worden.
Bovendien heeft zij weet van het mogelijk gevaar van een val in een in onbruik geraakte duiker, een gevaar waar het bezoekend publiek niet direct op bedacht hoeft te zijn en waarvan zij weet of behoort te weten dat dit door het overwoekeren van een sloot door braamstruiken niet direct zichtbaar is voor het publiek.
De vraag die NBL ter discussie stelt is of zij door de plaatsing van de verbodsteksten op de borden bij de ingang van het landgoed en het plaatsen van de paaltjes in de berm bezoekers ook afdoende heeft gewezen op het bestaande gevaar.
Alleen al uit het feit dat NBL aangeeft dat zij geen probleem heeft met het plukken van bramen volgt dat dat niet het geval is.
En wie er mee kan instemmen dat bramen uit het terrein worden meegenomen, moet er in dat geval ook rekening mee houden dat daartoe de paden zullen worden verlaten, waarbij de aandacht in de eerste plaats gericht zal zijn op de zich in de struiken bevindende bramen en niet zo zeer op het terrein waarin een recreant zijn voeten neerzet.
De vraag of NBL voldoende voor het bestaande gevaar had gewaarschuwd door de verbodsbepalingen op het bord bij de toegangsweg en de paaltjes van beperkte hoogte in de berm ter plekke bij de duiker beantwoordt de kantonrechter negatief. Uit het voorgaande volgt dat van deze maatregelen niet viel te verwachten dat recreanten zich ter plekke van de duiker zouden onthouden van activiteiten waardoor het bestaande gevaar zich kon realiseren.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat NBL aansprakelijk is voor de door verzoekster als gevolg van haar val in de duiker geleden schade.
De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2013:6302