Politieauto rijdt fietser aan.

 

Op 17 januari 1999 heeft omstreeks 2.15 uur een verkeersongeval plaatsgevonden ter hoogte van de kruising Valkenburgerstraat/Jodenbreestraat te Amsterdam. Bij het ongeval waren betrokken Willem als bestuurder van een fiets en een onopvallende dienstauto van de politie. De politieauto was op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij VGA.

 

Willem is door de aanrijding gelanceerd. Hij is met een ambulance naar het OLVG gebracht.

 

Uit het proces-verbaal van politie van 16 februari 1999 dat is opgemaakt naar aanleiding van het bloedonderzoek, blijkt dat Willem ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol. Het alcoholgehalte van zijn bloed bedroeg 0.92 milligram alcohol per milliliter bloed.

 

Willem heeft VGA aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van het ongeval geleden materiële en immateriële schade.

 

VGA heeft bij brief van 21 april 1999 aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Tevens heeft VGA een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van Willem wegens het nuttigen van een aantal alcoholhoudende consumpties voordat hij zich op de fiets in het verkeer heeft begeven. VGA stelt de mate van eigen schuld van Willem op 50%.

 

Willem verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat de vergoedingsplicht van VGA ter zake de door Willem als gevolg van het ongeval geleden schade volledig is, omdat niet is bewezen dat Willem eigen schuld heeft aan de veroorzaking van het ongeval.

 

Beoordeling door de rechtbank


Het verzoek van Willem strekt ertoe de mate van eigen schuld vast te stellen. Met een oordeel over de mate van eigen schuld kunnen partijen verder onderhandelen over de door VGA aan Willem te vergoeden schade. 

 

In het onderhavige geval heeft VGA aansprakelijkheid erkend voor het ongeval. VGA heeft een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van Willem welke percentage VGA heeft gesteld op 50%. Willem heeft betwist dat sprake is van eigen schuld en betoogt dat VGA 100% van zijn schade dient te dragen.

 

Ingevolge vaste jurisprudentie geldt dat indien een fietser van veertien jaar of ouder door een motorrijtuig wordt aangereden de billijkheid van artikel 6:101 BW eist dat de eigenaar van het motorvoertuig (buiten het geval van overmacht) ten minste 50% van de schade van de fietser vergoedt, tenzij er bij laatstgenoemde sprake is van opzet of daaraan grenzende roekeloosheid.

 

Vervolgens moet worden nagegaan of wellicht méér dan 50% moet worden vergoed, hetzij omdat de bestuurder van het motorrijtuig in verhouding tot de fietser voor meer dan 50% tot de schade heeft bijgedragen, hetzij omdat de billijkheid dit in het licht van alle omstandigheden van het geval eist. De bewijslast en het bewijsrisico van de eigen schuld van de fietser rust in beginsel op de eigenaar van het motorrijtuig.

 

In het onderhavige geval staat vast dat Willem ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde. Het alcoholgehalte van zijn bloed bedroeg 0.92 milligram alcohol per milliliter bloed. Gegeven dit te hoge alcoholgehalte heeft Willem de norm van artikel 8 lid 2 aanhef en onder a Wegenverkeerswet 1994 overtreden. Dit betekent dat de omkeringsregel van toepassing is. In casu betekent dit dat Willem dient te stellen en aannemelijk te maken dat het ongeval ook zou zijn ontstaan als hij niet onder invloed van alcohol zou hebben verkeerd en derhalve geen gevaarscheppend gedrag zou hebben vertoond.

 

Willem heeft ten aanzien van de toedracht van het ongeval het volgende aangevoerd. Hij heeft de politieauto in de verte zien naderen en gemeend dat hij nog kon oversteken. Hij besefte niet en hoefde ook niet te beseffen dat de politieauto bezig was met een achtervolging en daardoor met een veel hogere snelheid reed dat de ter plaatse geldende 50 km per uur. De afstand tussen het Bureau IJ-tunnel (waar de politieauto was vertrokken) en de oversteekplaats waar het ongeval plaatsvond is ongeveer 400 meter en dat is ruim voldoende afstand om een hoge snelheid te ontwikkelen. Willem heeft de snelheid van de politieauto dan ook onderschat. Dat Willem niet opeens de weg is opgeschoten, blijkt ook uit het feit dat hij al bijna aan de overkant was toen de politieauto hem op het achterwiel raakte. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat een politieauto die bezig is met een achtervolging van een andere auto een sterke focus heeft op het voertuig dat hij aan het achtervolgen is. Die focus zal ten koste gaan van het waarnemingsvermogen ten aanzien van het overige verkeer. Het mag zo zijn dat het overschrijden van de maximumsnelheid gerechtvaardigd kan zijn door een opsporingsbelang, maar dat doet niet af aan het feit dat die hoge snelheid in sterk overwegende mate negatief van invloed is op het inschattingsvermogen van andere weggebruikers zoals in het onderhavige geval, Willem. In het licht van dit alles is het hoogst onaannemelijk dat het alcoholgebruik van Willem een relevante rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. De enige plausibele verklaring voor het ongeval is het feit dat politieauto reed met een snelheid die ten minste gelijk, maar waarschijnlijk zelfs hoger is geweest dan van de Peugeot die werd achtervolgd, aldus Willem. VGA heeft betwist dat de politieauto ten tijde van het ongeval sneller reed dan de ter plaatse geldende maximale snelheid van 50 km per uur.

 

De rechtbank zal voorbijgaan aan de stelling van Willem dat de politieauto te hard heeft gereden. Immers heeft Willem deze stelling in het geheel niet onderbouwd terwijl VGA het tegendeel wel heeft onderbouwd door de verklaring van de betrokken agent. De door Willem overgelegde kleurenfoto’s die volgens hem een dag na de aanrijding zijn gemaakt (hetgeen door VGA is betwist) kunnen zijn stelling niet dragen nu die foto’s op zichzelf genomen zijn stelling ondersteunen noch ontkrachten. De daarop getoonde remsporen kunnen zonder nadere (deskundige) toelichting – die ontbreekt – geen bewijs leveren ten aanzien van de door de politieauto gereden snelheid. Willem heeft ook zijn stelling dat de afstand van ongeveer 400 meter (tussen het Bureau IJ-tunnel en de oversteekplaats waar het ongeval plaatsvond) ruim voldoende afstand is om een hoge snelheid te ontwikkelen niet nader (met bijvoorbeeld de mening van een deskundige) onderbouwd. Nu Willem verder niet gemotiveerd en onderbouwd heeft aangevoerd dat het ongeval ook zou zijn ontstaan indien hij geen alcohol had genuttigd kan niet geoordeeld worden dat het ongeval zonder het gevaarzettend gedrag van Willem als bestuurder van een fiets onder invloed van alcohol ook zou zijn ontstaan. Nu Willem er niet in is geslaagd enige gefundeerde twijfel te zaaien over de toedracht van het ongeval, kan het betoog van zijn raadsman tijdens de mondelinge behandeling dat na het ongeval onvoldoende onderzoek is gedaan (en dat een deel van het politiedossier reeds lijkt te zijn vernietigd) en dat dit niet alleen de politie maar ook VGA kan worden aangerekend, zodat VGA alsnog met de bewijslast van de toedracht moet worden belast, Willem ook niet baten. Dit alles betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet om meer dan 50% van de door Willem geleden schade ten laste van VGA te brengen.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de naam Willem is in verband met de leesbaarheid van het artikel gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  


 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2014:8085

 

 

Home

   

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06-46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.