Opschorting werkzaamheden
Een aannemer voert een aantal bouwwerkzaamheden uit. Met nog twee weken te gaan, krijgt hij een brief onder ogen waaruit blijkt dat zijn opdrachtgever geen vergunning voor het project heeft. Binnenkort zal de gemeente opdracht geven om alles weer af te breken. Ondanks het feit dat zijn opdrachtgever bij hoog en bij laag beweert dat er niets aan de hand is, twijfelt de aannemer over de vraag of hij de resterende werkzaamheden nog wel uit moet voeren. Hij heeft vier man personeel en er moeten dure materialen worden aangebracht. Dat gaat hem nog eens € 20.000,- kosten.
Mijn advies aan hem was de werkzaamheden op te schorten.
Onzekerheidsexceptie
Het gaat hier om de zogenoemde `onzekerheidsexceptie´.
De wet zegt hierover (art 6: 263 BW): de partij die verplicht is het eerst te presteren (aannemer), is niettemin bevoegd de nakoming van haar verbintenis op te schorten, indien na het sluiten van de overeenkomst te harer kennis gekomen omstandigheden haar goede grond geven te vrezen dat de wederpartij haar daartegenover staande verplichtingen niet zal nakomen.
Verder zegt de wet:
- De bevoegdheid tot inroeping van de onzekerheidsexceptie eindigt wanneer het gevaar voor niet-nakoming ophoudt te bestaan (de vergunning alsnog zou worden verleend).
- Betreft de vrees de vermogenstoestand van de wederpartij, dan kan het gevaar ook door zekerheidsstelling (borg/vooruitbetaling) een einde nemen.
Met andere woorden: zodra de opdrachtgever alsnog een vergunning krijgt, of wanneer die een borg stelt of vooruit betaalt, dan kan de aannemer weer verder werken.