Een kijkje in de keuken van een incassobureau
Een klant heeft in 2008 via een zorgkantoor een PGB (Persoonsgebonden Budget) ontvangen. Van de ontvangen gelden kan hij echter een deel niet verantwoorden, met als gevolg dat hij dat deel moet terugbetalen. In 2011 maakt hij € 4.000 over aan het zorgkantoor. Daarna blijft het stil. In december 2014 wordt hij plotseling gedagvaard. Hij heeft geen bezwaar tegen het feit dat hij nog een restant van € 858 moet betalen, maar wel tegen het feit dat het zorgkantoor hierbij ook nog eens ongeveer € 2.100 aan rente en kosten vordert. Aangezien hij geen idee heeft hoe hij zich hier tegen kan verweren, schakelt hij mijn kantoor in. Inmiddels heb ik het verweer afgerond en bij de kantonrechter ingeleverd. De kantonrechter beslist uiteindelijk, maar ik heb aangetoond dat het zorgkantoor minstens € 1.100 teveel aan rente en kosten heeft gevorderd. Dat is opmerkelijk want de dagvaarding is door een gerechtsdeurwaarder opgesteld, die toch beter zou moeten weten. Als de kantonrechter het volledig met mij eens is, wordt het gevorderde bedrag aan rente en kosten volledig afgewezen.
Bouwkundige keuring
In juli 2014 heeft een klant een bouwkundige keuring uitgevoerd. Na afloop van zijn werkzaamheden stuurde hij een factuur naar zijn opdrachtgeefster, maar helaas mocht hij geen betaling ontvangen. Ook het versturen van een herinnering en ingebrekestelling leverde niets op. Daarom werd mijn kantoor ingeschakeld. Na het versturen van twee aanmaningen heb ik telefonisch contact gezocht. Ik kreeg een vrouw aan de lijn die vertelde dat ze in de woning van de opdrachtgeefster verbleef. De opdrachtgeefster zou met onbekende bestemming zijn vertrokken.
Aangezien mijn klant niet meer wist op welke wijze hij betaling kon ontvangen, kreeg ik opdracht de gelden langs gerechtelijke weg te incasseren. Ik heb een dagvaarding opgesteld, welke door de deurwaarder is uitgebracht. Enige dagen later ontving ik een e-mail van de opdrachtgeefster. Zij was naar het buitenland verhuisd. Volgens haar was een dagvaarding niet nodig geweest: ik had gewoon even langs de woning moeten lopen en kunnen aanbellen. Toen ik er op wees dat zij verantwoordelijk was voor tijdige betaling, en dat ik had gebeld, reageerde ze met de mededeling: “dat kan niet, want er is daar nooit iemand”. Ik had toch echt een vrouw gesproken, maar volgens de opdrachtgeefster was dat iemand die daar toevallig was. Nadat ik er op wees dat het dus weinig zin had om langs te lopen, omdat er toch nooit iemand was, werd het stil. Ze heeft vervolgens betaald en het dossier kon worden gesloten.
Inbouwkast
Een andere klant werd vorig jaar benaderd om een inbouwkast te maken. Deze kast moest precies overeenkomen met bestaande kasten. Nadat de werkzaamheden door mijn klant waren afgerond, was zijn opdrachtgeefster heel enthousiast over het behaalde resultaat. Dat veranderde op het moment dat ze de factuur voor zijn werkzaamheden onder ogen kreeg. Vanaf dat moment was het resultaat opeens bedroevend, was hij veel te traag te werk gegaan en zou hij onnodig veel uren in rekening hebben gebracht. Ook vond ze het merkwaardig dat mijn klant zijn machines niet had meegenomen naar haar huis om het werk uit te voeren, en steeds maar op en neer liep naar zijn werkplaats, welke drie minuten verderop lag. Dit zou volgens haar tot nodeloze vertraging en extra kosten hebben geleid.
In een uitgebreide brief heb ik aan de hand van foto’s uitgelegd dat de machines vanwege hun omvang onmogelijk naar haar woning konden worden gebracht. Ook heb ik uitgelegd dat het juist in haar voordeel was dat hij gebruik maakte van die machines in zijn werkplaats. Hierdoor kon hij zijn werkzaamheden veel nauwkeuriger en sneller uitvoeren en de tijd die hij kwijt was met heen en weer lopen had hij niet eens berekend. Ik had de brief nog maar net per e-mail naar de vrouw gestuurd, of zij reageerde al met de mededeling dat het verhaal van mijn klant totaal niet klopte. Hierdoor restte mijn opdrachtgever geen andere keuze dan een gerechtelijke procedure tegen de vrouw te beginnen, om zo het oordeel van de kantonrechter te vragen. Nog voordat ik was begonnen met het opstellen van de dagvaarding besloot de vrouw eieren voor haar geld te kiezen en alsnog te betalen. Zij schreef dat ze: “voor die armzalige centen verder niet moeilijk ging doen”. De € 1.141 heb ik vrij kort daarna ontvangen. Ik denk dat mijn klant heel blij is met “die armzalige centen”.